De Bazuin
Volle Evangelie Gemeente
Hoogeveen

Download de preek als PDF: Hersteller van bressen

Hersteller van bressen

Hersteller van bressen Vandaag wil ik het hebben over ‘hersteller’, dat hebben we al gezongen: ‘Het herstel van mijn geest wordt dan ook een heerlijk feit’. Mooier is er niet dan dat je geest hersteld wordt. Uit Jesaja 58 zal ik een paar grepen halen. Eerst eens even een stelling. We zijn in de loop van de jaren gewend geraakt aan de gedachte, wel mooie gedachten: ‘wil je voor mij óp de bres staan’, of: ‘wil je voor mij ín de bres staan’. En toch zeg ik vanmorgen: ‘Nee, dat wil ik niét’. Want je kunt eindeloos in de bres of op de bres staan, maar de bres heeft het nodig om gedicht te worden. Er is een gat geschoten in je verdediging waar iedereen zomaar lukraak naar binnen kan lopen. Dat hóórt niet! Dan kan ik ook, als die bres er nog is, er in gaan staan, ook voor de ander, dan wordt jij niet met brandende pijlen beschoten, waar eerst die ander mee beschoten wordt, want die ander zegt: ‘ga maar weg, je hebt al genoeg lading gehad’. Oh, maar dan word jij beschoten met al die brandende pijlen, ja, maar raakt het je? Als je een schild hebt niét! Het schild heeft ook een naam, en dat is ‘geloof’, daarmee dóóf je de pijlen, staat er. Ik hou ervan dat de Heer zo duidelijk is in datgene wat Hij zegt. Niet van: ‘nou ja, het is nou één keer zo’…, maar hèf het schild als pijlen suizen om je heen. Er zoemen zoveel pijlen…, maar héf dan het schild! Maar ik vind het heel mooi, dat die bressen gesloten worden. En dat is een hele klus. Weet je wie dat ook dacht? Nehemia. Dat verhaal heb ik al vaak behandeld, maar ik blijf het bijzonder vinden voor iemand, die gewoon schenker was, dat was z’n taak. Hij was geen bouwvakker, en die muur…., gigantisch, wát een muur, hoe moet je dié nou herstellen? Zeker niet als schenker. De bijbel spreekt over een aantal mensen die een belangrijk taak hadden, zoals bijvoorbeeld Gideon, en Mozes. Zij krijgen een heel belangrijke taak waar ze in het begin van dachten: ‘och heden, dat kan ik niet, dat lukt me niet; ik ben een man van weinig woorden. En Gideon zegt: ‘ik kom uit een klein geslacht’. Maar van Nehemia staan al die reacties er helemaal niet. Hij hoorde dat alles in puin lag, en toen zei hij: ‘D á á r w i l i k z i j n!’ Ja, wat heb jij daar nou te zoeken als schenkertje? Maar hij wilde daar zijn, want hij vond het verschrikkelijk dat daar alles in puin lag, en dat de vijand zomaar lukraak, zoals ze wilden, naar binnen sjouwden en de zaak verruïneerden, alles stalen, jatten en alles weghalen, hij vond dat dat niet kon. Als je dat verhaal dan verder leest over dat hele herstel van die muur, duurde dat maar een paar maanden! Hoe kan dat nou? Want er was tegen hem gezegd door degene die het ontkende: ‘jongen, dat lukt je nooit’. Zelfs eigen volksgenoten die daar waren, zeiden op een gegeven moment: ‘Er zijn te weinig arbeiders, er is teveel puin, dat gaat ons niet lukken’. Dat is precies de taal van de tegenstanders. Ach, zeggen ze, dat muurtje wat jij bouwt, als daar een vosje komt aan dribbelen, en die springt tegen de muur op, dan valt het muurtje om. Zulke spotternij klinkt er. Dan zegt Nehemia: ‘Heer, let nu op hun woorden, geef mij de ruimte maar’. Hij zegt dan: ‘de Heer heeft gesproken, dus wij bouwen!’. Bezig zijn met iets wat blijvend anders zicht geeft. Wat blijvend leven geeft. Wat de bakens verzet heeft. Toen Nehemia kwam, veranderde alles. Niet toen hij aankwam, maar toen hij kwam, kreeg hij daar zo’n ‘boost’ kun je zeggen. Die ene Nehemia kreeg volk op de been omdat hij zei: ‘Ik geloof dat er dingen gaan veranderen, doen jullie mee?’ Toen zeiden ze allemaal ‘ja’. Dat is toch ook heel bijzonder! Maar door zijn manier van benaderen, kreeg men moed! Hij was er niet voor om te zeggen: ‘dan gaan we met elkaar, jij in die bres en jij in die bres en jij in die…’. Dat is dodelijk vermoeiend. Als jij altijd maar in die bres staat en constant al die vijanden maar moet weerstaan die je aantijgen, en het schild maar omhoog houden! Het moet in de basis veranderen. In Jesaja 58:12 staat: En wie uit u voortkomen, zullen de verwoeste plaatsen van weleer herbouwen. De fundamenten, van generatie op generatie verwoest, zult u herstellen. Van generatie op generatie, het is altijd al zo geweest. Dat lukt geen mens, je loopt er vooral maar tegen aan. Wat gebeurt er allemaal niet…? Dan ben je bezig met het ‘niet lukken’, en dan krijg je de belofte: ‘jij bent de generatie die het anders gaat doen’. Niet om een ander te verwerpen, maar niet zinloos bezig zijn. Ik moest deze week weer denken aan die tekst van Romeinen 8:21: Dat je bevrijd wordt van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid. Dat is slavernij, dat staat ook in heel veel teksten. De slavernij van de vergankelijkheid. En je zet je maar in…, en je bent maar bezig…., en maar hopen dat het veel beter gaat, en je weet het niet maar je gaat maar door…. Dan denk ik, volgens mij is er dan een lachende derde, die zegt: ‘Ze houden je lekker bezig hè?’ Maar ik heb wél het roer in handen! Ik bepaal wél, ik zet zelf de bakens uit en ik bepaal elke dag opnieuw waar jij mee bezig moet zijn, met jouw moeilijkheden, met jouw er tegenop kunnen, en dan maar hopen dat het beter gaat en ondertussen slijt je de energie van jezelf, en je best-doenerijen waar de Heer van gezegd heeft: ‘zou je er niet mee stoppen? Mag Ik het doen?’ Want als het gaat over: ‘ik ben niet sterk genoeg’, als die gedachte komt van; “ik ben niet sterk genoeg’, steek dan de vlag maar uit. Dat is ook zo, je bént ook niet sterk genoeg. Jezus Zelf zegt dat Hij zonder Vader niets kan! Dus dat is een terrein waarin jij je ook niet meer moet bewegen, ‘ben ik wel sterk genoeg, kan ik er wel tegenop!’ Dan krijg je mensen die totaal kapot zijn op het laatst, kapot gevochten! Kapot gezwoegd! En maar hopen…, en maar hopen…. Salomo heeft ooit gezegd: ‘Een langdurig hopen maakt het hart ziek’. Spreuken 13:12 Wij zeggen dan: ‘je wordt er ziek van’. ‘Ik word er ziek van wat er elke keer gebeurd in deze wereld’. Maar wij hebben er voor gekozen om aan een andere kant te staan. Aan de kant van Iemand die voorziet en die zorgt, en die jou een prachtige positie geeft, want ik ben er helemaal niet voor bedoeld om elke dag maar bezig te zijn met mijn eigen verdediging. Toch? En zóveel mensen zijn bezig met zichzelf te verdedigen. ‘Die heeft dit gezegd, die heeft dat gezegd, maar ik heb dat meegemaakt en toen gebeurde dat ook nog. En daar kan uiteindelijk geen mens tegenop. Wie staat er nou te liegen? Want hier staat dat jij die naam krijgt. In sommige vertalingen staat: ‘U zult genoemd worden, ik heb het over ons, Hij die bressen dicht maakt’. Als het een vrouw is dan is het: ‘zij die bressen dicht maakt. Wát een positie! We laten het niet zoals het is. En als er een spotter komt met: ‘ach, jij ben maar een dit en jij bent maar een dat…., of je moet eerst maar een keer zover komen…., want ja, wat er allemaal gebeurd is, dan duurt het wel een tijdje voordat het een keer beter kan worden, dat moet dan wel inwerken. Weet je dat het omgekeerd vaak niét gezegd wordt! Ik hoor van de kant van de duisternis nooit: ‘nou ja, er komt best wat op me af, maar het duurt een hele tijd voordat ik daaraan gewend raak en daarmee om kan gaan’. Dat wordt dan vaak zomaar geaccepteerd, ja toch?. Wat zich aandient, ja, dat heeft natuurlijk nogal wat impact. Alsof wat God zegt, geen impact mag hebben. Alsof dát pas op den duur gaat werken. En als er nou twee vorsten naast elkaar staan, die van de duisternis en die van het licht, dan is die van de duisternis een niksje! Helemaal niets! Een nietswaardige! En er naar leven? Dat heb ik al lang geleden tegen de Heer gezegd: ‘Ik wil geen bijdrage leveren aan het verheerlijken van hoe sterk de tegenstander is. Ik wil een bedrage leveren aan de heerlijkheid van onze God, en ik hoef niks waar te maken, zo van: ‘ben je al zo ver’. Hij is al zo ver! Hij draagt al! Hij heeft mij al overgeplaatst! Ja…, maar je moet wel ontwikkelen…., ja zeker! Dat is fantastisch, laten we van die ontwikkeling nooit iets negatiefs zeggen, het is prachtig dat jij een ontwikkelaar bent. Dat jij het oog gekregen hebt van een architect. Want een architect laat hele mooie plaatjes aan je zien, terwijl er nog niets is uitgevoerd. Met mooie programma’s van: ‘zó gaat het worden’. En warempel, een tijdje later is het zo geworden. Het is ontstaan in hun gedachten, en God heeft zulke mooie dingen in gedachten, weet je over wie? Over jou! Jij bent een prachtig bouwwerk in de Heer. Omdat je dat bént en dat gaat geloven, dan hoef ik daar geen aandacht aan te besteden alsof je al gearriveerd bent, ja, je bent boven gearriveerd, zeker, absoluut! En daar zie ik vergezichten, zó mooi! En er is Iemand, en dat heeft me vanaf mijn bekering zó geboeid, dat er Iemand was die in mij geloofde, toen ik nog helemaal niet in mezelf geloofde. Maar Hij geloofde in mij. Ja, hoe doet God dat nou? Omdat Hij zuiver ziet vanuit de schepping, Hij is de Creatieve. Hoe kun je nou een Saulus zien zitten als God. Het zou toch een rijkdom zijn voor de gemeente in het begin, als er afgerekend werd met Saulus, voor de gemeente: ‘want we worden zo aangevallen door Saulus’. Maar God zag er een Paulus in! Dat is toch prachtig! Op een gegeven moment moest de gemeente daarin mee, want dan wordt er tegen Ananias gezegd: ‘wil jij naar Saulus gaan?’ Oeps, naar Saulus? Dan zegt hij ook: ‘Nou Heer, hij heeft wel de gemeente ten dode toe vervolgd’. ‘Ja’, zegt God, ‘maar in hem zie ik zó’n toekomst voor de gemeente, die gaat zó bijdragen!’ Dat is toch schitterend als God zó kijkt, als Hij zó over je denkt. Dat Hij zegt: ‘Op dié manier ga ik bouwen’. Niet op die manier van: ‘Ik bouw wel wat en dan zien jullie wel wat het wordt’. Jullie zijn de uitvoerders. Je krijgt Mijn tekening, en aan de hand van Mijn tekening, van Mijn ontwerp, ga je herstellen! Dan zie je ook weer wat de muur hoort te zijn, wat is die muur eigenlijk? Wat is onze muur? Teda zei heel zachtjes: ‘heil’. De muren heten ‘heil’, en de poorten heten ‘lof’. En als er een bres geslagen is in de muur, dan is er een bres geslagen in de gedachten van heil die God over ons koestert. Dan kun je zeggen: ‘het is mooi hoor wat God zegt…., maar ik wordt dagelijks geconfronteerd met dit en dat en met zus en met zo…’. En God zegt: ‘Ik zie in jou een herbouwer. Ik zie in jou iemand die dat gaat herstellen, samen met alle heiligen. Ja maar, zo heilig ben ik niet…, dat ben je wél! Je bent geheiligd! Hij heeft behoefte aan heiligen, niet aan schijnheiligen. Wel aan heiligen die schijnen. Op die manier is het toch prachtig! Er staat hier: Gij zult genoemd worden: hij die bressen dicht maakt, hij die paden herstelt, opdat men er weer kan wonen. De wegen worden hersteld, het wordt weer begaanbaar. Want het is niet de bedoeling dat ik al struikelend me beweeg door de puinhopen die opgeworpen zijn. Er staat ergens: Zuivert die weg van stenen. Jesaja 62:10. Dat is ook een taak voor ons! Om het maar plat te zeggen: Wég met die rotzooi! Want sommige mensen denken, hen is wijs gemaakt, dat de weg naar God of met God één grote struikelpartij is, en dat het dan heel erg mooi is, en een kwaliteit van God, dat, als je gestruikeld bent, Hij je dan weer opricht. Dat doét Hij ook, maar het is geen normale manier van lopen hoor! Om constant struikelend door je bestaan te gaan. Want dán is er dit weer en dán is er dát weer… En dan kun je bidden dat er dan maar geen struikelpartij meer plaatsvindt en dat er niks meer is. Maar daar heeft de Heer van gezegd: ‘Luister, je hebt te maken met een vervolger, met iemand die vervolgt, en die absoluut niet wil, en het prima vindt dat je altijd maar bezig bent met jouw problemen. Dan maakt hij het er toch van: ‘het is jóuw probleem’. Maar het punt is dat híj de problemen creëert. En dat ik dan niet aan zijn leiband loop, aan wat hij verkondigt, en zijn manier van denken, en zijn wegen. Dan kies ik liever die hogere weg van wat God spreekt over jou, en wat jouw mogelijkheid is. Wegen begaanbaar maken, maar hoe werkt dat nou? De mensen zijn toch vaak verward door alles wat zich aandient. En overal moet je op ingaan hé? Je moet jezelf verdedigen, en dat helpt niet. Dan probeer je de ander te overtuigen, en dan hoop je, en vind je misschien wel, dat die ander ophoudt of dat hij een ander gedrag vertoont. Je kan ook bidden dat je sommige dingen niet meegemaakt zou hebben, dat is dan helemaal een hopeloos verhaal, want je hébt het meegemaakt. Dan krijg je vluchtgedrag, dan vlucht je daar voor weg, of het al of niet gebeurd is. Daar schiet je helemaal niks mee op, je hebt een andere weg nodig. De stenen die neer gegooid worden zijn even zovele leugens. Als er iets in je gedachten naar boven komt waarin jij ontkent wordt, dan ontken jij dat maar, maar dat zou God nooit doen. Hij zal nooit een mens naar zijn wezen ontkennen. God is ook niet een God die zegt: ‘het komt door….., het is de schuld van…’. Het gedeelte waar ik nu mee bezig ben, gaat over het vasten, het vasten wat God verkiest (vers 6). Er staat ergens: ‘zou God dat nou geweldig vinden dat je je hoofd maar laat hangen, als een bieze, het is treurig, je bént treurig. Er is teveel gebeurd, er is teveel gezegd. Er is teveel gebeurd, en om daar nou in de gauwigheid uit vandaan te komen…., dat kan helemaal niet. En velen praten daarin mee. Als Mozes voor de Rode Zee staat, dan is er een heel volk aan het vertellen: ‘we zijn er gewéést, want er komen zóveel vijanden aan, die serieus de bedoeling hebben om jou de zee in te drijven, je te laten verzuipen in de ellende. Dáár hebben ze het met elkaar over. En de conclusie is: ‘Had ons dan toch laten zitten in Egypte, waren we maar gestorven in Egypte, want in Egypte sterf je zo fijn…. Dat is zo’n absurde manier van denken. En drie mensen weten best dat ze er allemaal aan komen en die interesseerden het helemaal niks, want die horen: je hebt een staf in je hand, je hebt het woord van God in je hand, en Mozes, jij baant een weg! Gelooft de rest dat ook? Nee! Moeten ze zich bekeren? Daar hebben ze helemaal geen tijd voor. Ze hebben een ander denken. Vanmorgen hadden we het er nog even over, de gedachte van als we aangevallen worden. Eliza staat met zijn knecht Gehazi op de muren van de stad, en er komen gigantisch veel vijanden aan. Dan zegt Gehazi: ‘wat moeten we doen, hier kunnen we nooit tegenop’. En die kwamen er écht aan. Dan zegt Eliza heel rustig: ‘Heer, open zijn ogen opdat hij ziet’. Plop, alle vijanden weg? Nee hoor, die waren er nog, maar wat zag hij? Dat er een geweldige legermacht tussen hem en die vijand was. Dus die hele dreiging werd in één keer geëlimineerd, dat stelde ineens niks meer voor. Omdat die mét hen was, vele malen meer was dan die tegen hen was. Alsjeblieft, laten we ook zulke bidders zijn, ook voor elkaar. ‘Heer, open de ogen voor de realiteit van Uw Koninkrijk, maar ook over de realiteit van onze positie, wat U over ons zegt’. En dan niet door inspanning. God zegt dat dat vasten, waarbij je triest en gebukt gaat onder wat er nou weer gebeurt. Is dit niet het vasten dat Ik verkies, dat Ik de boeien van de goddelozen los maak? Want dat is het principe van goddeloosheid. Het legt je aan banden, het maakt je weerloos tegen alles wat er gebeurt. En God zegt: ‘Ik Zelf geef jou een positie die zó mooi is, en die veel verder strekt dan alleen: ‘kan ik de dag wel door?. Jij bent een medewerker aan Gods plan als prachtig mooie mensen in de vrijheid komen. Die vrijheid is, dat het afgelopen is met die voor de gek houderij, dat ik elke keer maar weer in die bres sta, en er niet meer tegen kan. Al die leugens die mij om de oren vliegen. Ik heb een weerwoord. (vers 6) Ik heb een positie gekregen dat u de banden van het juk ontbindt, en dat u de onderdrukten vrij laat heengaan en dat u elk juk breekt. Is dit het niet dat u het brood deelt met die honger lijdt, en de ellendige ontheemden een thuis biedt? Als u een naakte ziet, dat u hem kleedt, en dat u Zich voor uw eigen vlees en bloed niet verbergt? Dan zal uw licht doorbreken als de dageraad, en uw herstel zal snel intreden. Ja, want je laat je niet meer voor de gek houden door een tegenstander die jouw dag bepaalt; die de regisseur is in jouw bestaan, het is een schande dat hij de regisseur is! Dat hij bepaalt hoe mijn dag er uitziet. Ja.., maar er gebeuren wel dingen, en je wordt wel aangevallen, maar ik vond het een heel mooie uitspraak van Berna: ‘dan is het goed terwijl het niet goed is’. Er gebeuren dingen, zeker, en tóch zeg je: ‘het is goed tussen mij en God, het is goed met onze toekomst, ik ben een vrije!’ Je bént! Dat zei God ook tegen Mozes, Ik ben, jij bent. Ook tegen Gideon, ook tegen de mannen in de vurige oven, en ook tegen Nehemia. Het is zó’n voorrecht dat wij, ook in onze omgang met mensen, de bakens mogen verzetten en dat we een ander geluid mogen laten horen aan de wereld waarin je constant maar afgekraakt wordt. En waar je jezelf waar moet maken in een wereld vol vermoeide mensen. ‘Ik ben er zó moe van, ik ben er zo zat van, ik kan er niet meer tegen’… Wat is het dan goed dat je in goeie handen komt en dat we meewerken om elk juk dat te zwaar is, te verbreken. Uw gerechtigheid zal voor u uitgaan. Dat gaat over jou hè? Het is toch Gods gerechtigheid? Ja, maar het gaat nu over jóuw gerechtigheid, die gaat voor jou uit, dat is je voorhoede. Het licht zal doorbreken als de dageraad en uw herstel zal snel intreden. Aanvaardt die belofte! Al duurt het wat langer…., denk maar aan Nehemia. Ja, nou, zo’n muur herstellen, zeker met die ervaring die ik heb…, dat kan véle jaren duren. Dat leek ook wel logisch, maar dat was ook geen Goddelijke logica. Maar Nehemia hanteerde de Goddelijke logica: het moet en zal herstellen. Ik wil niet, zei hij, dat mijn volk zomaar een willoos slachtoffer is van de tegenstander. De heerlijkheid van de Heer zal uw achterhoede zijn. Nou, dan ben je wel heel veilig! Dan geeft Hij toch prachtige leiding. Als gij roept, zal de Heer antwoorden, En als gij om hulp roept, zal Hij zeggen: zie, hier ben Ik! Dat is toch mooi! Je roept om hulp: ‘kan ik het wel? Én dan wijst Hij naar Zichzelf, hier ben Ik! Dat bepaalt jouw ik, jouw wezen. Vers 9: Als jij het juk uit je midden weg doet, het wijzen met de vinger nalaat en het uitspreken van ongerechtigheid, als je je hart opent voor de hongerigen en de verdrukte ziel verzadigt, dan zal uw licht in de duisternis opgaan, en úw donkerheid zal als de middag zijn. We hebben toch een God en een evangelie, waar ik niet over uitgedacht raak. Dan ben ik bezig met de voorbereiding, maar eigenlijk zijn we altijd aan het voorbereiden hè? Want dat principe Gods werkt echt! Dan zit ik daar…, en dan denk ik: ‘maar dit is ook wel fijn om dat nog te noemen. Ik had vandaag nog wat meer uit Romeinen willen zeggen, en hier staan nog veel meer mooie dingen in! Het is zó kostelijk! En als het zo kostelijk is en er zoveel beloften zijn, dan wil ik dat niet uitstellen tot morgen. Dan wil ik daar vandaag in leven! Daar heb je recht op, en je medemens ook, om te horen wat waarheid is. Hoe diep dat bij God zit, en bij Jezus, die liefde voor jou. Er wordt zo intens van je gehouden. Ik kan hopen, we zingen het ook wel, om dichter bij God te komen, maar wat mezelf betreft, ik geloof niet dat ik dichter bij Hem kan komen, want dichterbij gebeurt toch niet later? Neem een baby: ‘als je later volwassen bent dan mag je bij mij op schoot zitten hoor’. Aan het begin is het kind zelfs het dichtste bij, het is 100% afhankelijk van papa en mama, en die zijn er. Negatieve uitzonderingen daar gelaten, maar het principe is zo nabij! Zó zorgzaam, zo koesterend, want die baby kan niks! En op een gegeven moment gaan ouders geloven in de ontwikkeling van het kind, hij kan dit en hij kan dat…. Ik kan wel blijven zorgen voor dat kind, maar dat is niet zo gezond hoor. Als je maar alles voor die ander blijft doen, en het kind nog steeds in een rugzak op m’n schouders zet….., schei uit, ik zie me al lopen met Stefan. Maar dat geloven, dat doet Vader ook, Hij vindt het prachtig dat je op een gegeven moment zegt: ‘Ik maak keuzes! Maar Heer, wilt U zorgen dat de vijand op afstand blijft’. Hij zegt: ‘Doe jij het maar, Ik geef je Mijn woorden, ik geef je Mijn Geest, Ik geef je Mijn kracht, Mijn vermogen, dan heeft de tegenstander geen poot om op te staan’. Maar ja, die Rode Zee, dat is wel ver, en dat is wel lastig.. , en de vijanden, ja maar….’. Nee, nee! Ga dan áls een Mozes, áls een Gideon, áls een David, áls Jezus, zeggen: ‘Weet je, ik heb zulke beloften gekregen, en dat is mijn onderwerp. Heer, als U me dit gegeven heeft, het zijn Uw beloften, en daar lééf ik mee! Daar strooi ik mee rond, en ik ben er niet van af te brengen. Ben ik dan zo’n krachtpatser? Nee, dat komt allemaal voort uit Hem. Het is zo goed om Hem de centrale plek te geven. Ik weet en ben er van overtuigd dat Jezus en Vader glunderen van blijdschap als ze zeggen: ‘Zie, dát was nou de bedoeling!’ Er moeten nog heel veel komen van hetzelfde soort als ik, die dicht bij de boezem van de Vader zijn, en zich daardoor laten laven. En daar gaan we mee door! Morgen is het weer gewoon maandag, en er dient zich weer van alles aan. Maar als we samen met God leven, en dat doen we, dan dient de heerlijkheid van Jezus en van Vader zich morgen ook aan, en dinsdag ook! Want Hij is er om jou te vullen met Zijn woorden en met Zijn waarheid en wijsheid, met Zijn leven. We zijn bevoorrecht dat we bezig mogen zijn met dingen die er wél toe doen, en die het leven wél mooi maken, en lichter, en dat je met elkaar dat Koninkrijk gaat openbaren zonder weerga, omdat we zo’n schitterende Koning hebben, die nooit geweken is terwijl van alles zich aandiende. In dat spoor gaan we verder!
Ja Heer, Vader, we zijn verguld met U, hoe U vanaf de beginne, vanaf het fundament, hebt laten zien wat waarheid is. U bent een Creator Heer, een architect, een ontwerper, een schepper. U geloofde dat alles zo zou worden zoals U het bedoelde, met een prachtige plek voor ieder mens. Uw glorie, Uw heerlijkheid. Daar kwam satan tussendoor, hij claimde dat die plek voor hem was. Maar Jezus, toen kwam U, en U ging niet akkoord met die heerschappij, en U hebt hem die uit handen genomen voor altijd en altijd! Daarom erkennen we U als Heer en Meester, Jezus, over ons bestaan, want U hebt het belangrijkste gedaan wat een mens maar kon doen, en ons in verbintenis met Vader gebracht. En vanaf dát moment hebben wij een thuis gekregen, waar we nooit meer uit weg gaan. Een thuis waar we gevoed worden, gesterkt en bevestigd, ondersteund, geheeld, totaal hersteld. En dan lezen we vanmorgen zo’n prachtige profetie dat wij herstellers genoemd gaan worden. En dat wij die onbegaanbare wegen weer begaanbaar maken. Het is zó prachtig Heer, zo heerlijk om daar deelhebber van te zijn, en dan dié bevrijdende waarheid te delen over wat U over ons denkt, en dan niet alleen over ons, maar over de hele schepping, met een intense behoefte aan vrijheid, aan bevrijding, aan leven, aan keuzes kunnen maken. U schenkt dat, en U hebt gezegd: ‘jullie schenken dat ook, omdat je in Mij gelooft’. Omdat je je beweegt in diezelfde Geest en leven. Nou Heer, zo zegenen we elkaar met leven en overvloed, in welke situatie we ook zijn, maar we zijn vooral in de situatie gebracht om dat leven van U te vertegenwoordigen, om onze dagen, onze geest, onze mond te vullen met waarheid, met glorie, met woorden waar mensen weer mensen gaan worden. Ik bedank U Heer voor het kostelijke leven wat U geeft, ik bedank U Heer, gewoon om Wie U bént! U bent de Heer. Amen.

Jan Fluit d.d. 12-11-2023

Alle preken