Download de preek als PDF: Ontwaakt, wordt wakker
Ontwaakt, wordt wakker
Ik wil vanmorgen e.e.a. met jullie delen vanuit Jesaja, o.a. hoofdstuk 52.
Dan begin ik met het gerinkel van een kookwekker, ‘ontwaakt ontwaakt!’
Dat doe je meestal niet met een kook-wekker.
Jesaja noemt dat nogal eens een keer, als je kijkt naar hoofdstuk 52:1 en 51:17 en 51:9.
Ontwaakt, ontwaakt! Wordt wakker!
Dat zou ik iedereen wel willen toeroepen, mensen, wordt alsjeblieft wakker voor de realiteit.
Mensen hebben wel eens tegen mij gezegd, op basis van wat ik geloof, ‘droom maar lekker verder’.
Maar wie droomt er nou en wie is nou wakker? Want als je nou wakker bent geworden voor wat Hij is, en ook de dingen die Hij rondom dat ontwaakt zegt, ‘Ontwaakt, ontwaakt, bekleed je met kracht’. Praat niet een beetje over kracht maar bekleed je met kracht, bekleed je er mee! Je wezen , je identiteit.
Dat vind ik zo iets prachtigs, om vandaar uit te denken en te geloven.
Toen ik bezig was (dat heb ik toch hoor met Jesaja) maar bij hoofdstuk 51 dacht ik: ‘dat gaat het volgens mij wel worden, want er staan zo ontzettend veel mooie oproepen in’.
Ik dacht toen: ‘dit is ook mooi, en dát ook, en dát ook’. Dus lees het maar voor jezelf, dan zul je ook zelf weer opnieuw ontdekken hoeveel oproepen daar staan. En hoe de Heer er aan hecht hoe wakker je bent en hoe helder je ziet, om er maar eentje te noemen.
In hoofdstuk 51:1 staat: Luister naar Mij, u die gerechtigheid najaagt.
Dus je bent op zoek, op jacht, op ontdekking naar gerechtigheid, want dat wíl je. Een mens wil gerechtigheid, en dat dat vaak verkeerd uitkomt, omdat mensen op de verkeerde manier gerechtigheid zoeken, maar het is een kwaliteit van de mens om bezig te zijn met gerechtigheid, dat is een ingeschapen iets.
Wat ik ook mooi vind, dat er in vers 7 staat: Luister naar Mij, u die gerechtigheid ként!
Je kan blijven jagen, maar het is heel goed dat je het op een gegeven ként! Dat je zegt: ‘ik heb het ontdekt en van daaruit lééf ik.
In vers 1 staat ook: Aanschouw de rots waar u uitgehakt bent.
Aanschouw die rots waar jij uitgehakt bent.
Geplaatst op een rots is altijd een prachtig beeld, maar je bent uit die rots gehouwen.
Ik kan altijd heel erg genieten van creatieve mensen.
Neem bijvoorbeeld beeldhouwers, hoe krijgt je het voor elkaar om van een keiharde klomp steen, dat hij daar zo’n prachtig beeld van heeft kunnen maken.
Ik heb me er zelf nooit aan gewaagd.
Maar het is toch prachtig: ‘aanschouw die rots waaruit jij gehouwen bent’.
Je bent gehouwen uit die rots, Jezus, die Hij Zelf is, helemaal naar Zijn beeld, maar ook helemaal uniek, aanschouw dat.
Want er valt veel te aanschouwen, maar heel veel dingen, die heel veel aanschouwd worden, daar worden de mensen bepaald niet beter van. Want ze aanschouwen narigheid. Ze aanschouwen misvormde beelden over de ander en over zichzelf. Het schiet niet op.
Maar als ik ontwaak in de werkelijkheid van het Koninkrijk Gods, als ik helemaal wakker word in de werkelijkheid van Vader, en me daar helemaal goed laat doen en me helemaal laat informeren,
Zoals Jezus, die voor 100% ging elke dag opnieuw voor de informatie van Vader.
Of het nou ging over Hemzelf, of dat nou ging over een medemens, of het ging over heden of over toekomst, Hij liet Zich informeren door Vader. Dat bepaalde wie Hij was, maar dat bepaalt ook wie wij zijn.
Dat is alles bepalend voor wie wij zijn.
Want Hij heeft van Vader een precies en zuiver beeld gekregen over hoe een mens mag zijn. En als er nou één wakker was, en is, in die geestelijke wereld, dan is dat toch Jezus.
Het is een lust om Hem daarin te volgen, te wandelen dag in dag uit, en maar constant te horen hoe Vader denkt.
We gaan weer terug naar Jesaja 52.
Ontwaakt, ontwaakt, wordt wakker, bekleed u met úw kracht, Sion.
Bekleed u met úw kracht.
Ja, met Gods kracht zéker, maar ook met jóuw kracht, met datgene wat binnen jouw vermogen ligt.
Dan kun je zeggen: ‘ja, dat is een mooi kleed, het ziet er wel mooi uit, en wie weet, komt het ooit zover dat ik daarmee bekleed ben’.
Hij hééft ons bekleed met de klederen des heils, dus bekleden met…., en dat niet uitstellen, het staat je zo goed.
Het wezen van God staat je zó goed.
Het staat je medemens zó goed als je hem bekleed met dat wat God zegt.
In de herziene Statenvertaling staat: ‘Trek uw mooiste kleren aan’.
Vroeger hadden we z.g. zondagse kleren, die we alleen zondags aan hadden. Dan gingen we ’s morgens naar de kerk, en daarvóór deden we ze aan, en dan gingen we naar huis op onze fietsen, ’s middags gingen we weer op de fiets naar de kerk, nog steeds met de goeie kleren aan. En als we dan weer thuis waren, moesten we de zondagse kleren, ze zeiden ook wel eens ‘je goeie goed’, maar dat moest dan uit. Want als we dan gingen spelen mochten die kleren niet vies worden, dus dan kregen we weer onze dagelijkse plunje aan.
Ik zat er over na te denken, over je mooiste kleren, wat zijn onze mooiste kleren? Kun je wel zeggen: ‘de klederen des heils’, dat is waar! Maar dat is niet de taal die ik dagelijks gebruik.
Ik ben bekleed met de klederen des heils, ja, dat is zo, maar wat zijn nou onze mooie kleren?
Uit de zaal: ‘goeie gedachten? Weten waar je vandaan komt’.
Onze mooiste kleren zijn toch bedoeld om ons mooi te maken? Er werd ook wel eens gezegd: ‘om er zo voordelig mogelijk uit te zien’.
Ik weet nog dat, toen ik graag verkering wilde met Teda, en zij mij nog niet helemaal zag zitten, toen heb ik op een gegeven moment kleren gekocht, die ik zelf heel erg mooi vond.
Ik dacht: ‘als Teda dat ziet, dan zal ze dat toch wel heel aantrekkelijk vinden.
Achteraf vond ze het helemaal niet zo mooi.
Ik had een keer zo’n soort gestreept boeven-T-shirtje aan, en een paar Zweedse klompen, dát bleek zij gewoon heel mooi te vinden. Wist ik veel…
Ik deed het op dat moment echt om gezien te worden door Teda.
Dat ze zich niet heeft laten verleiden door kleren, maar dat ze toch gekozen heeft voor mijzelf, dat is altijd nog een super voorrecht.
Maar helemaal zó gekleed zijn dat jij volkomen tot je recht komt, dat jij jij bent. Dat je weet: ‘Ach Heer, wat heeft U mij toch bekleed, en wat ben ik waardevol. Niet eigenwijs, niet trots, en wat heb ik het voor elkaar, wat doe ik het goed….
Nee, niet op die manier.
Maar als ik wakker word, wil ik mij bekleden, en niet alleen op zondagmorgen en -middag, maar dan wil ik mij bekleden en zijn wie Hij zegt dat ik ben, met een identiteit die prachtig is, weergaloos mooi, want ik ben een schepping Gods! Zó de moeite waard. En zó ook de anderen zien, als ik dan nog mensen om me heen zie die niet zo mooi bekleed zijn, met die hunkering om net zo te zijn zoals die vader bij de verloren zoon, die zei: ‘trek hem z’n vieze kleren uit en trek hem z’n pronk-gewaad aan, het mooiste van het mooiste.
Want die zoon was dood en is weer levend geworden.
En wat ik zo mooi vind is, dat dat dan metterdaad op dát moment gebeurt.
Dat dat niet iets is wat dan later een keer komt, nee, metterdaad, op dát moment!
Uit de dood in het leven!
Bekleed in nieuwheid des levens, en dat je in dit nieuwe leven van alles ontdekt.
Net zoals die zoon, wat zal hij later ontdekt hebben, dat het veel verder ging dan alleen die feestdag.
Maar er helemaal bij horen, volkomen geaccepteerd zijn.
Geen terugverwijzingen: ‘ja maar toen…, en toen…’.
Ik vind het jammer dat het in het christendom heel vaak gaat over: mooi hoor…., mooi hoor…, máár…
Toch eigenlijk niet helemaal.
Laatst zei iemand, waar ik goed kontakt mee heb: ‘Je hebt goeie woorden over me gesproken, daar ben ik ook heel blij mee,
maar ik word nog wel aangevallen’.
Dan denk ik: ‘nou, hoe zo? Natuurlijk word je aangevallen’.
Als we goeie woorden over elkaar spreken, dan betekent het niet dat de boze zegt: ‘Nou, we stoppen er maar mee’.
Natuurlijk valt hij aan! Alleen is dat niet bepalend, die goeie woorden zijn bepalend. Dat je bent en waar je mee bekleed wordt, dát is bepalend!
Er staat ook hier in hoofdstuk 51:12:
Ik ben het, die u troost.
Ik ben degene die je troost, en die je leven geeft.
Wie bent u dan, dat u bevreesd bent voor de sterveling, die sterven moet, voor een mensenkind, als gras dat vergaat, en dat u de Heer vergeet die u gemaakt heeft
Die de hemel uitgespannen heeft, en de aarde gegrondvest, en dat u voortdurend, de hele dag, angstig bent vanwege de woede van de onderdrukker?
En die is woedend, want jij zal niet leren, kom nou! Wie denk je wel dat je bent?
Dat je voortdurend angstig bent voor de woede van de onderdrukker.
Hij is toch een onderdrukker? Ja! Hij is toch woedend? Ja!
Hij maakt zich gereed om u te gronde te richten.
De Bijbel is heel duidelijk hoor! Jezus ook! Hij zegt: ‘de duivel komt niet anders dan te stelen, te slachten en te verdelgen’.
Dit is buitengewoon heldere taal!
Wat ik zo mooi vind, is, dat je daar niet hoeft te stoppen, want je kan diep onder de indruk komen van zo’n tegenstander, die dat allemaal wil.
Jezus zegt: ‘Maar Ik ben gekomen om leven en overvloed te geven’. En daarmee doet Hij het eerste teniet.
Hier staat: ‘Waar is dan de woede van de onderdrukker?’ Hij met z’n praatjes, wie is hij eigenlijk helemaal?
Pas op dat je van hem geen god maakt, dat jij hem niet een positie geeft die hij zelf graag wil hebben, maar die hij niet heeft, zijn goden in menigte.
Toch is er maar ééntje, en dat zeg ik triomfantelijk, tóch is er maar ééntje, dát is ónze realiteit!
Weet je wat het is? Degene die je angstig maakt, in vers 14 staat: De geknevelde zal snel worden losgelaten, en hij zal niet sterven in de put van ellende, zijn brood zal hem niet ontbreken, want Ik ben de Heer uw God, die de zee opzweept en ingaat tegen alles wat duister is, en dat teniet doet.
En weet je wat God zegt tegen die onderdrukte: Ik leg mijn woorden in jouw mond. (vers 16). Dát is het!
Wat heb ik dus nodig als er dingen plaatsvinden? Zijn woorden in mijn mond. Zijn spreken.
Als er nou iets is waar die onderdrukker niet tegen kan, dan is het dát!
Dan is hij niet meer mijn onderdrukker, maar dan ben ik zijn onderdrukker!
Dat is het punt!
De gezagsverhoudingen zijn door Jezus totaal veranderd, en ik ben er eentje van Zijn soort! Ik ben er eentje van Zijn Woord!
Ik leg Mijn woorden in uw mond, ik bedek u onder de schaduw van Mijn hand, om de hemel te planten en de aarde te grondvesten, om te zeggen tegen Sion: U bent mijn volk!
Je bent van Mij! Wat staat dat vaak in de Bijbel. Je bent de Mijne. Ik hoor bij jou en jij hoort bij Mij.
Jesaja 52:1: Op basis van het wakker worden en het totaal nieuw kleden met de mooiste kleren, staat hier: Want voortaan zal in u geen onbesnedene of onreine meer komen.
We zijn rein, onschuldig verklaard, dat is zó iets gaafs, het is zó gaaf om met God mee te komen.
Als iemand zegt, ja, maar soms word ik toch wel aangevallen, maar dat is niet het laatste woord! Komt hij binnen of niét!
Láát ik hem binnen, of niét!
Heeft hij recht van spreken?
Als er soms gezegd wordt: zit er een kern van waarheid in wat hij zegt? Nee, dat is nou juist het punt, hij heeft de kern van de leugen. Hij is de vader van de leugen en de oorsprong van die ellende en narigheid.
Je hebt het volste recht, je bent rechtens vrij van zonde hoor, maar je hebt het volste recht om hem buiten te houden.
Die onreine? Dat wat je bezoedelt en besmeurd, en zegt: ‘je, je bent misschien wel op weg, maar je bent het nog niet helemaal hè?’
Vandaag is het mislukt en gisteren ook wel een beetje.
Besteedt geen aandacht aan dat soort leugens en dat soort laster en zulk onzin.
52:2:Schudt het stof van je af, sta op, en zet je neer Jeruzalem. Plek van vrede, plek van de Vredevorst die daar regeert. Maak de ketenen van je hals los, gevangene, dochter van Sion.
Ik heb het wel eens gezien, misselijke beelden, maar hoe ze dat vroeger deden.
Ze hadden een kogel aan hun voet en een ketting om de hals, en daar moesten ze mee lopen. Geketend, beperkt, onderdrukt. En dat moest je dan meeslepen, en je moest daarmee lopen, waarom dan? Ja, dat moest! Want daar had die tegenstander behagen in.
En deed dat pijn? Ja, vreselijk! En was het te doen? Nee, maar het moest wel.
Maak dat los! Maak los wat je ketent en wat je beperkt, en wat je niet toe laat komen aan waar jij voor bestemd bent.
Je bent bestemd tot de heerlijkheid Gods!
Je bent een toonbeeld van Zijn wezen.
Dát ben je, en ieder mens hoort dát te zijn.
‘Nou…., dan lijk ik daar nog lang niet op…’. Dat denk ik wel.
Maar onze grote voorganger, Jezus, liet Hij Zich om de tuin leiden, toen het er nog niet op leek, toen mensen Hem niet begrepen en beschimpten, en dat er van alles heel erg snel mis was.
Werd Hij daar angstig door? Of liet Hij Zich van de wijs brengen, of Z’n plannen wijzigen? Als het zó moet, dan moet het maar iets anders…, dan stel ik het wel een beetje naar beneden bij, want de mensen snappen het tóch niet. Zelfs m’n discipelen snappen me niet.
Maar Hij ging gewoon door hoor!
Ton las vanmorgen voor: De Geest des Heren is op mij, omdat Hij mij gezalfd heeft.
Ik vind het zo’n prachtig stuk.
En daar stemmen ze met Hem in. Wat zijn dit wóórden, wat is dit prachtig!
Wat is het hoogstaand zoals Hij spreekt.
Ze stemden dus allemaal in met wat Hij zei, en dan begint het een beetje te kantelen als ze zeggen: ‘Is dat niet de zoon van de timmerman? Ze beginnen te rederneren.
Ik heb wel eens gezegd: ‘we zijn teveel een rede-natie’.
We rederneren ons suf, ‘ja, ‘kan dat wel?
Zoon van een timmerman, wat is dat nou helemaal?’
Dan zegt Jezus, je zou haast kunnen zeggen: ‘zeg dat nou niét!’
Maar Hij zegt: Een profeet is in zijn vaderstad niet geeërd.
Je zult ongetwijfeld deze spreuk tot me zeggen: ‘Geneesheer, genees jezelf’.
Maar Hij zei: ‘Ik zeg je’, en dan haalt hij het verhaal aan over Elia.
Er waren veel weduwen ten tijde van Elia, maar hij ging maar naar eentje toe, en dat was de weduwe van Sarfath.
Dus hij ging eigenlijk naar iemand die er niet bij hoorde. Er waren veel melaatsen in die tijd, maar hij ging alleen maar naar Naäman.
En dan wórden ze toch nijdig, ze worden hier ongelooflijk boos om.
Maar Hij heeft toch die prachtige woorden gesproken?
Ja! Maar zeggen dat die heidenen het beter voor elkaar had dan zij….
Zij waren de uitverkorenen, zij hadden het voor elkaar, zij zagen het.
Dat méér willen zijn dan een ander, en het onverdraaglijk vinden dat die ander dan schijnbaar meer geprezen wordt.
Jezus deed dat nogal eens. Als op een gegeven moment die Romeinse hoofdman bij Jezus komt, en die zegt: ‘Ik wil graag dat U een woord spreekt, dat werkt net zoals ik spreek ten aanzien van mijn onderdanen.
Als ik zeg: ‘Kom’, dan komen ze, en als ik zeg: ‘Ga’, dan gaan ze. Zo is het ook bij U!
En wat zegt Jezus dan: ‘Zo’n geloof ben Ik nog nooit tegen gekomen in Israël’.
En dat was ook zo, hij had zicht op de geestelijke wereld. Een gezagswoord.
Weten dat jouw woord er toe doet en niet zomaar een probeersel is, maar dat het wezenlijk verschil maakt.
Dus weer zoiets, dat hij, zo’n Romeinse hoofdman, waarvan de mensen zeggen: ‘dat is toch een vijand, die hoort toch aan de andere kant?’
Jezus kijkt het hart aan en wil ook dat de dingen wezenlijk zijn.
Ik denk wel eens: als ons gebed, wat zo’n kostelijke gave is, gericht is op: ‘Ach Heer, laat het vandaag maar wat voor elkaar zijn’. Oh, dat wil de Heer wel hoor! Hij wil vandaag zorgen. Maar dat is vér beneden de maat van wat Hij echt wil.
Hij wil dat we leven hebben en overvloed.
Hij wil dat we wakker worden voor Zijn spreken, en wakker voor wat Hij ziet.
Dat Hij niet alleen voor mij vandaag, deze week, voor mij wil zorgen, maar dat Hij zegt: ‘Ik heb de hele schepping op het oog.
En van die schepping heb Ik jou ook op het oog, en daar mag je met Mij meedoen.
En als je aan Mij vraag: ‘Ach Heer, wilt U zorgen voor die en voor die en voor die …’
Het is fantastisch dat je dat aan Me vraagt, maar Ik vraag het ook aan jou: ‘Wil jij het ook?’
Wil jij spreken zoals Ik spreek, wil je liefhebben zoals Ik liefheb?
Wil je tevoorschijn roepen zoals Ik tevoorschijn roep?
Wil je daar wakker voor zijn?
‘Nou Heer, ja, later als ik in de hemel kom, dan zullen we hem eens een keertje raken…’.
Nou, Ik zie aan de discipelen en aan de apostelen en aan de profeten dat zij niet zozeer geloofden in alleen maar later, maar in het hier en nu!
Dat zij recht van spreken hadden, en dat het verschil uitmaakte van wat zij zeiden.
Dat het verschil uitmaakte of ze de taal hadden van: ‘nou ja, iedereen zegt het’,
of dat je gezag hebt gekregen, gezag om goed te doen en om de bakens te verzetten.
Ik weet dat dan heel gemakkelijk de gedachte kan komen van: ‘Oh, laten we nou niet te groot spreken, want er gebeuren bij ons wel allemaal dingen’.
Jan, je hebt zelf kanker, jongen, dus doe nou niet zulke grote uitspraken.
Dat doe ik wél! Ik sta mezelf niet te bewijzen, maar ik vertegenwoordig God.
Toen ik bericht kreeg dat ik ongeneeslijk ben, toen heb ik gezegd, en dat blijf ik zeggen: ‘duivel, jij gaat hier geen winst uit halen, absoluut niet! Geen sprake van!
Want ik vertegenwoordig een Heer, en als jij Hem aanvalt, ook doordat je mij aanvalt. ‘Ik ben het die gij vervolgd, zei Jezus’, terwijl de gemeente vervolgd werd.
Dan heb je zo’n prachtige positie, als je weet met Hem verbonden te zijn naar Zijn beeld, uit dezelfde rots, uit hetzelfde hout gesneden, uit dezelfde steen gehakt, uit hetzelfde model.
En dan gaat het er helemaal niet om dat je zegt: ‘ik heb nog niet genoeg gepresteerd, maar Hij is de bron van het leven. Hij is degene die spreekt. Hij is degene die mijn dag maakt.
Ik heb vorige week gezegd, dat is zó bekend: ‘Gods barmhartigheden zijn élke morgen nieuw, élke morgen’.
Daar wil ik heel bewust mee omgaan, want ik wil die ketenen, die mij beperken, en die me bezeren, die wil ik losmaken.
Niet dat we hopen dat ze een beetje losser gaan zitten of zo….
Ik ben een bevrijde, ik ben een verloste.
En hoe ben je in die narigheid gekomen?
Nou, zo zegt de Heer, voor niets ben je gekocht en je zult zonder geld worden verlost!
Als je een reden zoekt waarom het allemaal zo slecht gaat, of ging, dan is er wel iemand die graag voorwerpen en onderwerpen aanreikt hoor!
Zoals: ‘dat komt ook door je verleden, doordat je niet zo oplettend was, of doordat je iets verkeerds gezegd had, doordat…’. Voor niets!
De duivel heeft geen aanleiding nodig om jou je verkopen, om jou tot slaaf te maken.
Al doe je het nóg zo perfect, zoals Jezus bijvoorbeeld.
Hoeveel aanmerkingen kunnen er zijn? Dat deugt toch niet? Dus die kant hoef je het niet te zoeken.
Maar je wordt ook zonder inspanning verlost hoor! Je zult zonder geld worden verlost. Daar hoef je niks voor te betalen en niks voor te doen.
Er is Iemand, een Verlosser, die wil je zó graag verlossen en het kenmerk daarvan is, vers 5: Mijn volk is voor niets weg gevoerd, zijn overheersers doen het weeklagen, spreekt de Heer, en voortdurend, heel de dag, wordt Mijn naam gelasterd.
Hoe? Omdat iedereen vloekt? Nee, Zijn naam wordt ook gelasterd als de mens onderuit gehaald wordt. Als een mens tot een niksnut gemaakt wordt, tot een niemanddalletje.
Voortdurend wordt Zijn naam gelasterd.
Maar de oplossing staat in vers 6: Daarom zal Mijn volk Mijn naam kennen. Daarom, op die dag, zal het weten dat Ik het Zelf ben die spreekt: Zie, hier ben Ik!
Elk moment opnieuw: ‘Zie, hier ben Ik!’
Wat haal je er uit? Wat betere berichten? Dat is allemaal prachtig.
Maar het zijn van Hem voor jou is prachtig. Als je dát pakt, dan krijg je dat gedeelte, dat ik nu niet meer ga behandelen.
Vers 7: Maar hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede, die hij laat horen.
Die tot Sion zegt: Uw God is Koning.
Wat is dat prachtig, en hoe lieflijk is dat inderdaad.
Die voeten, die de bergen onder zich hebben, wat zich verhoogt en niet over zich laat heersen, maar die over elke hoogte, over alles wat opgeworpen is aan tegenspraak, een goeie boodschap laten horen.
Wat is er een behoefte aan een goeie boodschap, aan evangelie.
Wat is er een behoefte aan: ‘Mens, je doet er toe, mens, er wordt van je gehouden.
Er zijn heel veel mensen, die, als je dat zo tegen hen zegt, dat helemaal niet geloven.
Die denken: slijmbal, wat moet je van me?
‘Nou, je bent goed, en je deugt, en ik zie je zitten’. Nou nee.
Het prachtige wat hier staat in vers 8: We zullen het zien oog in oog.
Ik wil oog in oog staan met Vader, en met Jezus. Willen jullie dat ook?
Ik wil Hen in Hun liefdevolle ogen kijken. En op het moment dat ik een stelling heb, dan wil ik Hun eerst in de ogen gekeken hebben, en met Hun gesproken hebben, voordat mijn mening definitief wordt.
En als ik oog in oog met Vader sta, en ik zeg: ‘Ach, het is nog niet alles hè?’
Dan zegt Hij: ‘Ik laat Mij aan jou kennen, en ik laat jou zelf kennen als Mijn geliefde.
Mens, wat hou Ik van je! Dat zit zó diep, wat hou Ik intens van je, en we brengen je tot je recht’.
Ja hoor, Vader, als ik later in de hemel ben….
Nee, Hij zegt: ‘Nee, Ik heb je nu al in de hemel getrokken en we leven samen in de realiteit van Mijn Koninkrijk, van Mijn spreken, van Mijn werkelijkheid’.
Het is zó mooi: ‘laten wij die lieflijke voeten maar zijn, uiteraard, maar we zijn die lieflijke voeten. We zijn op een rots geplaatst, we zijn waardevol en we zijn hooggeschat.
We zijn oogappels. We zijn toevertrouwd aan Zijn barmhartigheid, en dan ben je in goeie handen hoor!
Je zal maar een uitgeschudde zijn, en dan komt de barmhartige Samaritaan langs.
Wát een verandering! Dan denk ik altijd: wat moest die terneer geslagene doen? Hélemaal niks! Tot hij volkomen genezen was.
En die barmhartige Samaritaan, Jezus, zei: ‘Ik betaal!’
Ontwaak voor het feit dat ook jij een barmhartige Samaritaan bent. Dat ook jij woorden spreekt die helen en die goed doen.
Dat leven is zo’n voorrecht.
Wat is dat toch mooi! Je raakt Jesaja toch niet uitgelezen over wat God zegt over jou, over de mens, over de gemeente, over heden en over toekomst.
Lees maar, en bekleed je maar, dat staat je zó mooi!
Vader, ik dank U voor leven zoals U dat geeft. Ik dank U dat U ons gewekt hebt en blijft wekken als we op sommige plekken nog in slaap zijn. Blijf wekken, opdat we zien Heer! Het beleven, ervaren, spreken van wat U bent, van wat U gelooft, van Leven zoals U dat geeft. Nabijheid, zoals dat kenmerkend is voor U. Maar U zegt het ook van ons Heer.
Hoe lieflijk is het als wij vervuld van Uw woorden, die woorden spreken, denken, en ook al zeg je dingen niet, Het is zo mooi om vrij van veroordeling te zijn, en van irritatie, en van onhebbelijkheid, en ergernis. Feiten zijn Heer, om lief te hebben. Om te beminnen.
Blij om reine ogen te hebben, Vrij om je te bekleden met een prachtig kleed van reinheid, van zuiverheid, van eerlijkheid, oprechtheid, niks hoeven te verbergen.
Volkomen onschuldig, en zó hebt U ons verklaard Heer, onschuldig.
En U heeft ons een geweldige toekomst beloofd en een prachtig heden.
Ik loof U Heer, omdat U zo met ons allemaal bent, en dat het evangelie van het Koninkrijk der hemelen, ondanks alle tegenspraak, alle tegenwerking, dat dat doorgaat Heer. Dat dat handen en voeten krijgt nu, in deze tijd.
U bent Heer, om ons elke keer te vullen met barmhartigheid, met liefde, vindingrijk in het goede en wars van alles wat kwaad is.
Heer, ik dank U, dat U ook vanmorgen weer gezegd hebt dat we het onreine niet toelaten, maar dat we ruim openstaan voor alle reine en zuivere gedachten van Uzelf.
Ik zegen ons met elkaar met niet minder dan met Uzelf, met Uw Geest Heer, Uw vermogen om te leven en leven te ontwikkelen.
Door dat alles Heer: ‘alle lof en dank en glorie aan U.
Amen.
Jan Fluit d.d. 20-08-2023