De Bazuin
Volle Evangelie Gemeente
Hoogeveen

Download de preek als PDF: Horen en verstaan

Horen en verstaan

Ik begin met 1 Koningen 17:9. Elia had een opmerkelijke uitspraak gedaan tegen Achab: ‘Het gaat niet meer regenen, tenzij op mijn woord (vers 1). Dat is wel gezag hè om dat te durven zeggen. Maar de consequentie daarvan was dat hij wel op de vlucht moest, dat was in de woestijn, niet zo’n beste plek om te zijn, maar voor Elia was dat een prima plek. In de woestijn, bij een beek met helder water, en de raven brachten hem elke dag voedsel, brood en vlees. Ik kan me dat eigenlijk niet voorstellen dat een raaf brood bij me brengt, maar ja, het is echt heel bijzonder. Maar hij werd onderhouden door de raven, hij werd onderhouden door God, dat is toch mooi? Als je op een plek zit waar het eigenlijk niet goed is, maar dat God zorgt dat je daar een dagelijks plekje hebt, gewoon dag in dag uit verzorgd, God is daar goed in! Denk maar eens aan het volk Israël, elke dag opnieuw zorgde Hij voor ze, ja, het is Zijn wezenskenmerk. Dat doet Hij zó graag, ook naar ons toe. En ik vind het heel fijn om me daar bewust van te zijn en dat naar me toe te halen. Maar op een gegeven moment gaat het mis, want die beek droogt uit en je hebt niets aan een uitgedroogde beek. En dan krijg je het verhaal waar ik even op in wil gaan. Dan zegt God tegen Elia: ‘Sta op, ga naar Sarfath, dat aan Sidon toebehoort, en woon daar. En zie, Ik heb daar een weduwvrouw geboden om u te onderhouden’. Oók vreemd! Hij stuurt Elia naar een weduwe, je zou kunnen zeggen: er was toch overvloed met de raven, maar om hem nou naar een arme weduwe te sturen, ze was straatarm. God had dus een weduwvrouw geboden om Elia te onderhouden, alleen was de boodschap bij haar in elk geval niet helemaal goed overgekomen. Want toen hij kwam om onderhouden te worden, toen had ze nog letterlijk voor één dag eten, daarna was alles op. Vers 10:Vervolgens stond hij op en ging naar Sarfath. Toen hij bij de ingang van de stad kwam, zie, daar was een weduwvrouw hout aan het sprokkelen. Hij riep tot haar en zei: ‘haal toch een beetje water voor mij in deze kruik, zodat ik kan drinken. In een andere vertaling staat het trouwens iets vriendelijker hoor. Want ‘haal mij en breng mij’, daar ben ik niet zo van. Toen ze op weg ging om het te halen, riep hij haar ná en zei: ‘breng toch ook nog een stuk brood voor me mee’. Maar zij zei: ‘zowaar de Here, Uw God leeft, ik heb geen broodkoek meer, behalve nog een handvol meel in de pot en een beetje olie in de kruik. En zie, ik ben een paar stukken hout aan het sprokkelen, zodra ik thuis kom, ga ik het voor mij en voor mijn zoon klaar maken, daarna zullen we het opeten en sterven. Dat is wat! Dan heb je God goed verstaan, dat Hij je naar een plek stuurt, waar je onderhouden zou worden, maar waar je de ander berooft van het laatste stukje leven. Ik zou zeggen: ‘dat kan niet van God zijn, daar zit de verkeerde achter’. Maar God denkt anders, ik kan iets horen en ik kan iets verstaan. En Elia verstond! Want hij zei niet: ‘Ach, m’n lieve mens, sorry hoor, ik ga wel verder zoeken’. Maar hij moest daar zijn! Als je God verstaat, dan is dat goed voor je zèlf èn voor de ander. Want God is toch enkel goed? Dus Hij heeft goeie bedoelingen en goeie gedachten. Hij stuurt je in de goeie richting, maar als je daar de redernatie, de verstandelijke logica op los laat, dan kán het soms niet. De bijbel staat vol verhalen van dingen die niet kunnen, maar ze konden wel, maar ze staat vol verhalen die niet kunnen, want je loopt toch niet door de Rode Zee? Dat kan toch niet? Om maar iets te noemen. En zo’n offer, die je kletsnat gemaakt hebt, kan toch niet zomaar verteren? Hoe lang zullen we doorgaan? Je kunt toch niet in de leeuwenkuil gaan liggen, en je moet ook niet een brandende oven in. En David dan, hij moet ook niet tegen Goliath vechten. Maar onze God en Vader heeft een manier van denken, die veel verder gaat dan de alledaagse logica, en de ‘als dit en als dat’-theorieën. Hij denkt hoger, en Hij wil maar wát graag dat je in dat denken meekomt. Dat je dát denken gaat verstaan. Want zelfs, als dat prachtige evangelie, wat we kennen, alleen maar een redernatie is, dan schiet je toch te kort. Maar als het relatie is, dan is het een vertrouwensband, twee die elkaar vertrouwen, en ook met God, die het vertrouwen heeft, dat het wel goed komt. Nederlanders zijn er helemaal goed in dat alles van tevoren heel goed geregeld en dicht getimmerd moet zijn, en als dat dan helemaal goed is in je ogen, dan benoem je een commissie, en nog een subcommissie, die buigen zich daar nog allemaal over, en als het dan helemaal dicht gespijkerd is, zodat het niet meer mis kan gaan, nou, dan is het wel goed. Pinuccio uit Italië zei eens een keer: ‘de Italianen zijn veel te rommelig met dingen, afspraak is helemaal geen afspraak, ze doen maar wat, en dat is lastig, ook in het gemeente-zijn. Maar de andere kant, zegt hij, zoals in Nederland, alles geregeld en alles georganiseerd, dan blijft er helemaal geen ruimte over voor een wonder. Want dát kun je immers niet allemaal beredeneren, dus dat kan dan niet. Dat vond ik een rake opmerking. Is er in je leven ruimte voor een wonder? En de dingen, waarvan je zegt: ‘zo op het oog kan dat niet’, maar één ding weet ik zeker: ‘mijn God heeft het gezegd, mijn grote Vriend heeft het gezegd, dus dan kan het wel!’ Hoe? Linksom of rechtsom, maar dan kan het wel. Elia is ook helemaal niet van de kaart als ze dat zegt. Hij zegt: ‘Wees niet bevreesd! Dat schijnt trouwens 365 keer in de bijbel te staan. Dat geloof ik best. ‘Ga, doe overeenkomstig het woord, maar maak eerst voor mij een kleine koek, (eerst voor mij) en breng die bij me, maak daarna voor u en voor uw zoon iets klaar’. En ze had net gezegd dat dat niet kon, want dat zou dan de laatste zijn, als ze nog één koek maakte dan was het op. Je kunt ook zeggen: ‘wat een rare vent, die Elia, uiterst onbeleefd’. Je komt bij een weduwe, waarvan je kunt zien dat het armoedig is, en die je ook verteld dát het armoedig is, en dan ‘eerst ikke?’ Hij doet daar eigenlijk een beroep op. Als God ergens een beroep op doet, dan ziet hij jouw vermogen. Als je zegt: ‘dat kan ik niet’, nou, wij zijn nog lang niet uitgedacht en uit-ontdekt over waar we samen met onze God toe in staat zijn. Maar dan ook sámen hè? Wel Hij en ik samen! Waar ben je toe in staat? Hoe geloof je Hem? Maar nog veel mooier is het om te ontdekken hoeveel geloof Hij in jou heeft. Als je zegt: ‘Wat heb ik nou eigenlijk te bieden?’ God gelooft dat je veel te bieden hebt. Als je gelooft dat je niet zoveel te bieden hebt, zal dat te maken hebben met ontkenning, met de dingen die je altijd hebt gehoord: ‘Ach jij, kom nou….’. Maar als dan Vader aan het woord komt, en Jezus aan het woord komt over jouw leven, dan loopt Hij over jou te pochen zoals ouders over hun kinderen. Zo trots, en wederzijds ook hé? Want mijn papa kan alles! Ja toch? Dat is een mooie manier van leven. En het mooie is, en niet toevallig, het is nog wáár ook! Mijn Papa kan alles, en als ik Zijn spreken hoor, dan kom ik tot rust. Als Elia begint te zeggen met: ‘wees niet bevreesd’, denk dan niet vanuit het niks, ik heb niks en ik kan niks, ik heb nog nooit wat gepresteerd, dat gaat me niet lukken. Kijk maar naar het bewijs, ik kan je het bewijs laten zien. Maar er lag een ander bewijs: een sprekende God, die geloofde, dat Hij, door dit te doen, twee mensen geweldig hielp. Zowel Elia als deze vrouw, want dán begint het. Want wat heeft ze? Dan zegt Elia: ‘Er is een woord van de Heer en die zegt: het meel uit de pot zal niet opraken en in de kruik zal het aan olie niet ontbreken, tot op de dag dat de Heer regen op de aardbodem geven zal’. En het meel in de pot raakte niet op, en de olie in de kruik evenmin. Dat zei hij dáár en dat zegt hij nóg tegen jou. Wat God geeft, is niet eindig, wordt niet bepaald door omstandigheden. Het is zó royaal. En wat daar gebeurde, is later nóg een keer gebeurd, met Eliza, ook weer met olie. Die vrouw werd door haar huisbaas zó onder druk gezet, dat ze dingen moest betalen die ze niet betalen kon. Ook weer pure armoede. Ik zie dat dan vóór me, zo’n oliekruikje, en je begint te schenken, en het houdt maar niet op! Wat is dat fantastisch! Er staat ergens: Uw goedertierenheid en Uw barmhartigheid houdt niet op! Elke morgen zijn ze nieuw. Dat is toch fantastisch! Elke morgen nieuw! Niet zo van: ‘nou, ik moet het nog maar met het oude spul doen…’. Nee, het gaat maar door. Bij die andere weduwe ging het door tot er in de hele straat geen kruiken en pannen meer te krijgen waren. Geen pan meer te krijgen, ze zijn de hele buurt al door geweest. Dat is toch fantastisch! Nu kan ik gaan denken: ‘Ik wou dat ik dat ook kon meemaken’. En stiekem wil ik ook wel dat je zoiets ziet. Tegelijkertijd maken we iets mee wat nog veel groter is. Want dát was nog máár olie, naar het beeld van Gods Geest, dat zó overvloedig is, dat je nooit tekort komt, en dat je een ander ook nog kan voorzien. Van daar uit leven. Want weet je, de tegenstander wil dat allemaal niet. Maar die heeft er helemaal niets mee te maken, het is een zaak tussen God en jou! En jij mag deel hebben aan datgene wat Hij geeft. De God die dingen doet en zoveel vertrouwen heeft, en zo dolgraag leven en overvloed aan mensen wil geven. Nóg een verhaal, aan de andere kant van de Bijbel. Over Petrus. Handelingen 10. Weer zo’n verhaal waarin van alles mis kan gaan. Wij hebben geleerd dat je dingen wel zeker moet stellen, en zeker moet weten, en ook dat je ergens aan gewend moet raken, en dat je het helder moet hebben, wil het slagen. Ja, het is goed om dingen te onderzoeken, maar in Handelingen 10 staat een verhaal, dat we allemaal wel kennen, maar het is buitengewoon. Elke logische volgorde ontbreekt. Ik probeer het samen te vatten. Ene Cornelius, een Romeinse hoofdman, was een vroom man, staat er, die met heel z’n huis God vreesde, veel liefdegaven aan het volk gaf, en voortdurend tot God bad. (Vers 3) Tijdens zo’n gebed krijgt hij een visioen en komt er een engel van God bij hem binnen, die zegt tegen hem: ‘Cornelius’, dus hij was ook bij de engelen een bekende. Hij hield zijn ogen op hem gericht en werd zeer bevreesd en zei: ‘Wat is er Heer?’ En de engel zei tot hem: ‘Uw gebeden en uw liefdegaven zijn als gedachtenis opgestegen naar God’. Dat doet je gebed dus. Dan zegt de engel: ‘Stuur uw mannen naar Joppe, en ontmoet Simon, die Petrus genoemd wordt, deze is de gast van een zekere Simon, een leerlooier, die zijn huis bij zee heeft. Hij zal u zeggen wat u doen moet. Dus, weet hij veel? Hij kent die Simon Petrus niet, en Simon de leerlooier ook niet. Dus naar Simon, die bij Simon is, moeten zijn medewerkers heen, en dáár krijgen ze te horen wat ze doen moeten. Nou, dan heeft God zeker daar bij Petrus het al helemaal duidelijk gemaakt hoe het allemaal zit. Nou, nee, dat heeft God niet. Petrus weet helemaal van niks. En Petrus wordt een klein beetje duidelijk gemaakt als de mannen al onderweg zijn. Dat is toch geen stevige basis? Stel je eens voor, die mannen komen, ze moeten dan eerst Simon bij Simon weten te vinden, er staat geen adres bij. Maar als je die gevonden hebt, dan krijg je te horen wat je doen moet, maar nogmaals, Petrus weet helemaal van niks! Dus wie kan nou aan wie iets duidelijk maken? Je zou kunnen zeggen, ook met veel andere verhalen, is dat nou zorgvuldig iemand voorbereiden ergens op? Moet je daar niet eerst studies voor volgen? En klopt het wel helemaal dat het op deze manier moet? Is het wel van God? Het boeit me zó dat God het op deze manier doet, want dan blijkt opnieuw dat Hij vertrouwen heeft in Cornelius, en ook vertrouwen heeft in Petrus. Maar Petrus krijgt een opdracht wat eigenlijk helemaal niet kan, die voor Petrus een onmogelijkheid is. Dan moet God dat maar aan Petrus duidelijk maken hoe Hij dat bedoelt. Vers 9. De volgende dag, de mannen waren al op weg, ging Petrus het dak op om te bidden. Hij krijgt honger en wil iets nuttigen. Terwijl ze het eten bereiden, geraakt hij in geestvervoering. Hij zag de hemel geopend en een voorwerp naar zich toekomen dat leek op een groot linnen laken, dat aan vier hoeken vastgebonden was en neergelaten werd op de aarde, waarin zich al de viervoetige dieren van de aarde bevonden, de wilde en de kruipende dieren, en de vogels in de lucht. En er kwam een stem tot hem:‘Sta op, Petrus, slacht en eet!’ ‘Echt niet’, zegt Petrus. ‘Beslist niét, dat doe ik niet. Ik heb nog nooit iets gegeten wat onheilig of onrein is!’ Wat voor traject is God nou toch met Petrus ingeslagen? Gaat Hij vertellen dat er straks een paar mannen komen die graag willen dat je meegaat, het is vertrouwd, Ik sta er achter, zoiets? God wil Petrus vernieuwing van denken geven. De gedachte is wel eens gezegd dat het een test is of iemand wel gehoorzaam is of zo….Daar geloof ik niks van. Want dan had Hij die mannen niet gestuurd, dat risico was veel te groot. Maar Hij wil iets op een unieke manier duidelijk maken. Petrus, die al een heel stuk veranderd was, en hij had de Geest ontvangen, vrijmoedig geworden, Petrus was wél Petrus, en hij was standvastig, en hij was wél een man van z’n woord, hij stónd wel voor dingen. Dus dat beslist niet, je bent er mee opgegroeid, het is altijd al zo geweest. God heeft het gezegd, het staat in de geschriften, kom. Dan dóe je dat toch niet? Dan komt er opnieuw, een tweede keer, een stem tot hem, die zegt: ‘Wat God gereinigd heeft (zo staat het in deze vertaling) mag u niet voor onheilig houden. Daarbij is het uitgangspunt hoe God in dingen staat. En niet wat je allemaal in wetten en regels gehoord hebt, en wat helemaal je bestaan geworden is. Neem maar eens Paulus, die dacht dat ook. Voor hem lag het vast, al die wetten en regels, dat wás het, daar hou je je aan. Het gebeurde ook nog een derde keer en dan wordt het voorwerp weer opgenomen in de hemel. Petrus gaat dan denken: ‘waar slaat dit op? Wat wil dit visioen nou zeggen? Wat heb ik nou gezien? Wat is de betekenis daar van? Op het moment dat hij daarover aan het denken slaat, staan de mannen al bij hem voor de deur. Dat is snel, hij moet immers wel alles nog verwerken. Ik geloof wel dat we dingen moeten verwerken, maar soms kan het ook een leugen zijn, zo van: ‘je bent er nog niet aan toe, en je weet het nog niet…’ God is bezig met een proces, en het belangrijkste is, dat ik open sta voor het proces van God over Zijn manier van denken. En als Hij gelooft dat ik vandaag dingen ontdekken kan, die niet stroken met zoals ik altijd heb gedacht, Hij gelooft in ons! Hij gelooft dat het werkelijk waar is dat wij doen aan vernieuwing van denken. En dat we door Zijn heilige manier van denken goed zicht krijgen op heiligheid en onheiligheid, en ónze plek daarin. Maar God kan dat toch wel doen? Ja, dat is zeker! Maar Hij heeft vast gekozen om die lieve mensen van Hem, om hen het te laten uitvoeren, om handen en voeten te geven aan wie Hij is! Het is prachtig hoor, dat we geloven een zuiver beeld te krijgen van Vader door naar Jezus te kijken, want Hij heeft de Vader laten zien, en Jezus Zelf gelooft dat Hij niet alleen gebleven is. En dat er heel veel lieve mensen zijn die ook dat beeld van Vader aan het weerspiegelen zijn, of gáán weerspiegelen, zeker! En nog duidelijker en helderder, is prima, maar dat weerspiegelen van die heerlijkheid van God, en dat Hij gelooft dat die dingen bij jou openbaar komen. Want spreken wij uit ervaring of spreken wij vanuit openbaring! Ik wil degene zijn die uit openbaring spreekt, ik ben er van overtuigd dat dat bij jullie hetzelfde is. Je kunt allerlei dingen ervaren, en sommige deugen en andere lijken helemaal nergens op. Maar een openbaring van God klopt altijd! Ook al snap je er nog geen snars van, maar dat geloof in jou, dat zit héél diep bij Hem. Dan zegt God tegen Petrus: ‘Drie mannen zoeken u, sta daarom op, ga naar beneden en reis met hen mee, twijfel niet want Ik heb hen gestuurd. Een korte en duidelijke boodschap, niet mis te verstaan. Er staan drie mannen, die zijn er voor jou, ga met ze mee! En Petrus dóet dat! Je kan dan wel een roeping hebben, maar ga ik daar ook in mee? Of: nou, ik heb een woord van God gehoord, jaha, en toen? Deed je er wat mee of vind je het wel mooi dat God een keer tot je gesproken heeft? Maar meegaan, dat is mee vorm geven, dat is grenzen verleggen voor jezelf en voor je medemens. Hij gaat naar beneden en zegt: ‘Zie, ik ben het die u zoekt, wat is de reden waarom u hier bent?’ Nou, dat wisten ze eigenlijk niet zo goed, want ze zouden het dáár horen wat de bedoeling was. Dan vertellen ze over Cornelius en wie hij is, en dat God hén naar Petrus heeft gestuurd. Dat staat in de eerstvolgende verzen. Vers 23: Hij roept hen binnen en ontvangt hen als een gast. En de volgende dag vertrekt Petrus met hen, en enigen van de broeders uit Joppe gingen met hem mee. Ze komen aan in Caesaréa waar Cornelius hen verwachtte. Hij had zijn familie en vrienden bij elkaar geroepen. Dus hij verwachtte daar een heleboel van. Terecht. Toen Petrus naar binnen ging, viel Cornelius aan zijn voeten en aanbad hem. Dan zegt Petrus, die hem opricht: ‘Sta op, ik ben zelf ook maar een mens’. Gelukkig staat er in de NBG-vertaling: ‘Ik ben zelf óók een mens’. Laat dat ‘maar’ alsjeblieft weg! Wat is dat vaak gezegd: ‘maar een mens’. Jij bent maar liefst een mens, jij bent de kroon van de schepping Gods! Je bent Zijn oogappel, je bent Zijn wezen! Maar wat ik heel fijn vind van Petrus is: dát hij het zegt tegen Cornelius. Ik ben óók een mens. Schei uit! Geen geval aan je voeten hoor, omdat jij het zo goed weet. Laatst zei iemand tegen mij: ‘ik ben nog lang niet zo ver als jij.’ Dat vind ik zó jammer, want: ‘hoe ver ben ik dan, en hoe ver is de ander dan?’ Krijgen we dan een soort meting? Alsjeblieft niet! We zijn sámen dat lichaam van de Heer, allemaal even geliefd en even waardevol. Dus Petrus moet daar, terecht, niets van hebben. Dan gaat hij naar binnen. Dat lees je dan even hè? Hij gaat naar binnen, maar dat was zó onlogisch, en dat zegt hij ook. U weet dat het een Joodse man niet is toegestaan om met iemand van een ander volk om te gaan, of bij hem binnen te gaan. Maar God heeft mij laten zien dat ik geen mens onheilig of onrein mag noemen. Het kwartje was gevallen! Oh, dat bedoelde Hij dus met dat laken. Dáár ging het over. Het ging niet zozeer over die dieren, maar het ging over: ‘hoe denk ik, verklaar ik onrein of onheilig, of reinig en heilig ik’. Want als je dat eerste blijft geloven, als hij was blijven kaderen in onrein en onheilig, dan had hij daar geen woord kwijt gekund, helemaal niets! Anders zat hij bij een minderwaardig volk. Hij was een Jood, hij wist het! Hij had zelfs met Jezus gewandeld. Jezus had prachtige beloften aan hem gegeven: ‘Jij bent Petrus’. Maar God heeft mij duidelijk gemaakt dat ik niet meer onheilig verklaar. Dat vind ik zó iets moois! Net zo min als je die weduwe een armzielig mensje moet verklaren. Verklaar de mensen de waarheid die God over hen heeft. Verklaar waarheid, verklaar reinheid. Jezus heeft verschillende keren gezegd: ‘Ik wil het, wordt rein!’ En dan wèrden ze gereinigd! En dat is zó waar, ook nu! Er is een kerk die zo nu en dan, meestal mensen die allang niet meer leven, heilig verklaren, maar ik ben zó blij dat God ons allang heilig verklaard heeft, en rein. Hij zegt het ook ronduit: ‘Jij bent rein om het woord dat Ik tot je gesproken heb’ Dat is toch prachtig! Hou dat hoog hoor! Want daar gaat veel mis. En je wordt toch stiekem weer een beetje onrein verklaard. ‘Wat dan toen…., en toen…., en die zei ook al….’. Of verheven, dat je toch wat beter bent als de ander. Dat is net zo onheilig en onrein als maar wat. Ons spreken krijgt dán waarde als we dat doen vanuit de heiligheid zoals God denkt, vanuit de reinheid zoals God denkt. En als jij ziet dat het bij een ander nog niet helemaal is zoals het zou moeten zijn, verklaar je dan schuldig, of onrein, of verklaar je rein? Praat je met God mee, zie jij die echte mens? Ken jij het wezen van die mens? Ja, dat kennen we, want God heeft ons laten zien hoe hij denkt over Zijn mensen, over Zijn lievelingen. Over waar Hij van houdt en waar Hij ervoor wil zijn. Ik vind dat zo grandioos mooi, dat als je oog hebt voor leven, ga je daarmee aan de gang? Ik heb bijvoorbeeld oog voor het bloemenleven, daar ga ik mee aan de gang, dat is heerlijk. Maar de Heer heeft mij ook oog gegeven voor mens-zijn. Daar heeft de Heer ons ook oog voor gegeven. Als de Heer mensen ontmoet, dan begint Hij er mee om ze rein te verklaren. Denk aan de verloren zoon, het eerste wat hij zegt is: ‘doe hem die vieze kleren alsjeblieft uit, en geef hem een schoon gewaad’. Helaas hebben christenen heel vaak hun vroegere oude plunje nog aan, zo van: ‘ik ben nog niet zo…’. Je bent het wèl, het is het woord van de Heer, Hij heeft het al gezien toen jij het nog niet zag. Hij heeft vertrouwen in jou dat Hij je dingen gaat openbaren, waarvan jij denkt: ‘Oh, dat heb ik altijd wel anders gezien’. Maar wat vind je van die nieuwe visie om naar mensen te kijken met Goddelijke ogen, met barmhartigheid, met ontferming, met innerlijke bewogenheid. Het is een voorrecht dat wij echt zo’n prachtige positie hebben, en niet van: ‘kijk ons eens, en moet je die arme sloebers zien, die weten dat nog niet..’. Met een hart vol liefde, en met een hart vol dank hebben we zoveel uit te delen aan moois. Ja, we zijn een uitverkoren geslacht. We zijn uitverkoren om góed te doen, om te zegenen, en niets minderwaardigs uit te delen. Cornelius had die hele club mensen niet voor niets uitgenodigd, want er kwam iemand bij hem die kon uitleggen hoe dat zat met Jezus, en wat Jezus gedaan had. Over Zijn verlossingswerk heeft hij verteld. Het bevrijdende, het verheerlijken, wat Hij deed bij mensen. Cornelius was al volop bezig met God te verheerlijken. En wat doet Petrus? Wat doet God samen met hem? Ze nog duidelijker maken hoe de werkelijkheid is. De werkelijkheid van Christus. Doe elkaar goed, en sta maar open voor dingen waarvan je zegt: ‘is dit wel logisch?’ Nou, vul het maar in. Een nieuwe vraag is nu: ‘Is het Goddelijk? Heer, wat moet ik er mee?’ Petrus wist het écht niet toen hij op stap ging, dus onderweg in gesprek met die mannen, met in zijn hoofd het visioen. Wat betekent het nou? En toen hij voor de deur stond, en misschien al eerder, dacht hij: ‘Ik snap het, God, ik snap het’. Wat een ruimte, wat een bevrijding! Ook voor mijzelf, dat ik die beperking van het zien van onheilig en onrein en niet fris, dat ik dat voorbij ben, en dat we nu samen dat prachtige leven van U mogen openbaren. Heerlijk! In dat spoor gaan we lekker verder!

Jan Fluit d.d. 13-08-2023

Alle preken