De Bazuin
Volle Evangelie Gemeente
Hoogeveen

Download de preek als PDF: Mens

Mens

Boven m’n verhaal wil ik één woord zetten en dat is het woord ‘Mens’. Adam, de eerste mens. Er is veel moois over te zeggen. Ik ben eens begonnen te kijken in het woordenboek. Het woordenboek heeft soms heel mooie uitspraken, die zegt o.a.: hoogst begaafd wezen. Dat gaat over jou hé? Zet dat ook alsjeblieft in je eigen woordenboek, want er is nogal wat over mensen gezegd. Het is zó belangrijk hoe je over ‘mens’ denkt. Er zijn ik weet niet hoeveel zinnen met: ‘ach, wij mensen….’, en dan komt er een portie bagger, dat is niet te geloven. De ellende is dat de meesten dat wél geloven. Zeker als het over henzelf gaat. Wat ik ook heel jammer vind, dat, in dat orkest van negatieve geluiden, christenen vaak best een portie daarin meespelen. Want er moet toch, als je wat goeds zegt, ook over jezelf, zeker een negatieve zin bij? Het is allemaal wel mooi, jaha, maar als we eerlijk zijn, (hé, gebruik je daar het woord ‘eerlijk?’) dan mankeert er wel eens wat aan, dan gaat ook niet alles helemaal goed, en dan sla ik de plank ook wel eens mis, en dan…, en dan…, en dan. Waarom is de taal zo verminkt. Daarom vind ik het prachtig dat God Zelf op een gegeven moment tegen Ezechiël zegt: Ezech.18:2: ‘Hoe komen jullie toch aan bepaalde spreekwoorden? Ik wil ze niet meer horen! Ik wil die taal niet meer horen, dat je zó spreekt, en daarmee de weg afsnijdt tot een gewone, normale ontwikkeling. Ook wij mogen best oppassen, we geloven in ontwikkeling, de Heer geeft ons gelegenheid tot groei, we mogen verder komen, we weten nog niet alles, dat is ook zo. Maar vroeger leerde ik dat ik zondaar was tot de dood. Dat hebben we afgeschaft. Maar we moeten nu oppassen dat we niet zeggen dat we nog een soort gebondene zijn, een niet komplete, en een nog van alles aan mankerende mens, ook tot de dood toe. Want dan is het glorie, halleluja op het moment dat we dood gaan, toch? Dat geloof hadden we. Echter, die dood ligt al achter me. We wáren dood, en we zijn opgestaan. Dat is niet mijn theologie, maar dat heeft de Heer gezegd! Je bent opgestaan in de nieuwheid des Levens, als mens, als vermogend hoogbegaafd en zeer veelzijdig wezen. Wat ik ook een hele mooie vond dat is: als mens ben je iemand, je dóet er toe. Er zijn veel te veel niksjes en niemendalletjes. Want…., en dan komt er een hele waslijst van allerlei dingen die je al of niet verkeerd gedaan hebt. Ook bij jezelf, kwaaie vermoedens: ‘ik zal wel niet…, en dan weer een invulling. Mens, durf te leven!! Durf toch te léven, durf toch gewoon mens te zijn. Als je zegt: ‘niks menselijks is ons vreemd’, dan slaat dat vaak op iets negatiefs. Doe dat nou niet! Niks menselijks is ons vreemd, glorie, halleluja! Dat is toch fantastisch! Wij zijn de kroon van de schepping Gods. Wij zijn dus niet een niemendalletje. We zijn bestemd tot heerlijkheid! Nou, dan wil ik dat vandaag beleven. Ja maar…., is alles dan al helemaal klaar? Nee, maar dat blijf ik zeggen. Afgelopen vrijdag hebben we opgepast op Joep van 8 en Yalou van 4 jaar. Zij kan geen algebra, ze kan geen sommen, ze kan niet schrijven, alhoewel ze zelf vind van wél. Ze kan van alles niet. Dan denk ik: ‘wat een prachtig mensje, schitterend!’ Volmaakt! Volgroeid? Nee. Is dat een probleem? Nou zeker van haar niet. Van ons trouwens ook niet. Maar waarom doen we dat dan wél in de ontwikkeling van een mens? Waarom moet daar zo’n zwaar gewicht op liggen? We weten het wel, er is iemand die dat verknoeit, en die daar tussenin zit. Want wanneer krijg je trammelant, in de bijbel? Als er mensen zijn, die van zichzelf durven zeggen wie ze zijn! Wanneer kreeg Jezus narigheid? Toen Hij zei dat Hij de Zoon van God was. Ze zeggen op een gegeven moment tegen Hem: ‘we hebben helemaal geen getuigenis meer nodig. Hij heeft Zichzelf Gods Zoon gemaakt! Nou, dat is voldoende reden om er een eind aan te maken, ja, dat is toch duidelijk? Nee, wees dan maar bescheiden en steek je hoofd absoluut niet boven het maaiveld uit, want het ligt er zomaar af. En zeg maar weer elke keer, bij alles wat je zegt: ‘ja maar…, nou nog niet…, en nou nog niet…’ Eerlijk gezegd moet ik er niet aan denken om zó te leven. Toen Jezus echt in mijn bestaan kwam, toen werd alles anders, vanaf die dag gaat dat nog steeds door. En daarom, geloof het, maar beleef het, dat elke dag toch een nieuw feestje is. ‘Oh’, wordt er gezegd, ‘bij jou gaat dus alles vanzelf’. Nee, sommige dingen lopen niet en werken niet. Ik sta er dan elke keer versteld van hoe de Heer er dan is te midden van al die dingen. Want dat mens zijn, je waardig zijn, heeft niets te maken met het feit dat er soms rotdingen gebeuren, soms negatief. Maar hoe de Heer dan aanwezig is, en op Zijn buitengewoon bijzondere manier in staat is om je er bovenuit te tillen in zichtbare dingen en soms ook niet. Een klein voorbeeld. Gisteren hadden we een mooi feest van m’n zwager en schoonzus. Dat zouden ze vorig jaar al houden, maar omdat het toen helemaal niet goed met me ging, hebben ze dat uitgesteld tot gisteren. En gistermorgen kreeg ik weer een koude-aanval, dat ik zo nu en dan heb. Dus een hele stapel dekens en dekbedden over me heen, en er onder kruipen, hoewel het toch 23 graden in huis is. En beroerd er bij. Nou, dat is dan jammer. Op een gegeven moment moest ik naar het toilet, toen moest Teda me echt goed in de benen houden, anders val ik zo tegen de vlakte. Vervolgens ben ik aan het begin van de middag in slaap gevallen. We zouden om half vijf weg, onze zoon Justin zou ons brengen. Ik zei tegen Teda dat zij wel moest gaan. Maar ze wilde bij me blijven want stel dat je weer naar het toilet moet. Nou, dan ga ik toch kruipen? Nou, om een lang verhaal kort te maken: ‘Ik ben wél gegaan. Op een gegeven moment kon ik weer lopen, ik voelde me goed, het eten smaakte me weer’. We zijn dus geweest en hebben een uitstekende en heel gezellige avond gehad. Het is zo al een paar keer gebeurd, dan is het toch een wonder! Dan denk ik: ‘Heer, wat is dat toch zó gaaf om met U te leven’. Ze vroegen ook: ‘zat je er erg over in?’ Nou, nee! En als dat wél zo was, so what. Een lied zegt: ‘als je mens-zijn ten volle ontplooit’. Dat is toch mooi! Het is toch prachtig als het over jou gaat, dan kun je over jezelf een heel positief verhaal vertellen, zonder een ‘ja maar’ er bij. Ken je dat? Wij zijn een profetisch volk, en een profeet heeft een andere taal. ‘Nou’ zegt Jesaja: ‘weet je wel wat dat is?’ Jesaja 28:11. Door mensen met een onverstaanbare tongval, en in een vreemde taal. En wat zegt Jezus tegen de Schriftgeleerden? ‘Jullie doden de profeet’ Dat is de ellende. Je doodt de profetie, je doodt dat spreken Gods, je doodt datgene waar een mens voor bestemd is. Waar ben je dan voor bestemd? Ben je bestemd om beroerd te zijn en dan weer beter? Nee! Ik ben bestemd tot heerlijkheid, en om een spiegel te zijn, dat staat in het boek Wijsheid, een onbeslagen spiegel van Gods trouw en heerlijkheid. Dus als mensen op zoek zijn naar God, laat ze dan in jou dat zuivere beeld van God zien. Dáár zijn we voor bestemd! Om Hem te laten zien. Echt! Er is iemand die vast besloten is, dat dat niét gebeuren gaat. Laat jij degene zijn, die vast besloten heeft je daartoe niet in de luren te laten leggen. Dat jij iemand bent die er voor kiest om de taal Gods te spreken, over jou als mens, en over dé mens. Ook over die mens die het stom aanpakt, en die het niet goed doet, en die te langzaam rijdt op de snelweg, of juist te snel, of die helemaal niet aanvoelt wat hij zeggen moet, of onbehouwen is. Al die mensen zijn bestemd tot heerlijkheid. Hoe velen weten dat? Nou, niet veel. Niet veel mensen weten wat eigenlijk hun kwaliteit is, en waarvoor ze bestemd zijn. Paulus zegt toch: ‘Hoe zou men geloven als men het niet hoort?’ Dus wat moet je horen? Het Woord van Jezus! We weten dat we Woord zijn, en steeds meer worden…Jaha, maar we zijn nog niet zo ver…, nou, niet zo ver? In Psalm 8 staan prachtige zinnen, zoals in vers 5 ’Wat is de mens, dat Gij aan hem denkt. Vers 1 (Willebrord vertaling): Heer, onze Heer, hoe machtig is Uw naam overal op aarde. Uw hemelhoge pracht wordt zelfs bezongen door de mond van kind en zuigeling. Een zuigeling zegt toch alleen maar: ‘wèèh’. Maar als ouders dit horen, zeker dit eerste geluidje, dan is hun geluk grenzeloos, ja toch? Dat is toch prachtig, want dat is een teken van leven. Een leven wat je voortgebracht hebt, en waar je op dat moment ook geen negatieve teksten bij hebt, en als het wél zo is, dan zijn er ergere dingen aan de hand. Maar geen negatieve teksten zo van: ‘het is nog niet zo ver’, en wat voor flauwe onzin nog verder. Er is wéér een beelddrager Gods! Weer eentje die het leven Gods vertegenwoordigt, met volop kansen. En als ouders het goed doen, gaan ze daarbij helpen. Of het wordt een professor, of een tuinder, of weet ik wat. Maar jij begeleidt die mens met volop kansen. Door al op tijd te beginnen met moeilijke sommen of zo….? Nee, door op tijd te beginnen met liefhebben, van het begin af aan. Want als er liefde is, dán ontplooit iemand zich. Als er om je gegeven wordt, als je gezien wordt. Als je iémand bènt! Daarom is het goed dat je, te beginnen bij jezelf, dat leert, en als je het geleerd hebt, dat van toepassing brengt, om van de liefde te spreken. Sommige dingen zijn letterlijk wel waar, maar ze zijn toch een leugen, dus niét waar! In feitelijke zin zijn er dingen, en heb je dingen gedaan, waarvan je zegt daar niet zo blij mee te zijn. Daar zit dan een heel verhaal achter van: ‘niet voldoen aan…, niet goed genoeg zijn. Dat is dan weer een krasje door je mens-zijn. Laat het niet toe! Maar ook ten aanzien van een ander, wat van onze mond uitgaat, dat doet er zó toe! Moet je eens kijken naar de eerste Mens Gods. Wat heeft Hij teweeg gebracht met Zijn taal. Ja, ook een hoop gedoe. Maar wat heeft Hij mensen mooi gemaakt. Wat heeft Hij mensen, waarvan gezegd werd dat ze niet deugden, mooi gemaakt. En wat ging dat ook vaak snel, toch? Je kan ook zeggen: jammer, dat duurt allemaal nog heel lang. Wie zegt dat? De ontwikkeling, die je allemaal doormaakt, daar gaat tijd over heen. Maar plaats dat dan ook niet in het negatieve. We hoorden een keer, heel lang geleden, van iemand die het zó moeilijk had. Er was toen voor haar gebeden, en dat had geholpen. Toen zei ze: ‘maar, dit was één deur, die tegenhield, die is nu geopend, maar ze had een beeld gekregen dat er nog honderden deuren waren die nog gesloten zijn. Dat vond ze zó erg. Dan denk ik: ‘dat vind ik ook erg’. Wat is er nou over je uitgesproken, en wie zat er achter zo’n beeld, om je maar te laten zien dat het een oeverloos gebeuren is voor een mens. Niet alles wat zich openbaart is van God. Het is goed om helder te zien wie de bron is van wat er gezegd wordt. In Mattheus 21:16 staat dat Jezus zegt: ‘vanuit de mond van kinderen en zuigelingen…, dat kun je ook verder doortrekken naar een geestelijk zien. Dus een zuigeling die geestelijk ziet, een kind. Is daar wat mis mee? Nee! Jij bènt! Je doét er toe! En in de ogen van God is het niet: ‘nou ja, dáár kan Ik inmiddels wel wat mee, en dáár kan Ik niets mee… Dat met ‘rede begaafd wezen’, heb ik uit het woordenboek gehaald. Er zijn mensen die zeggen: ‘ik ben niet begaafd, ik heb dat niet zo’. Maar je hoeft ook niet alles te kunnen. En de hobby van een ander hoeft niet die van jou te zijn. Maar als iemand van jou zegt dat je niet begaafd bent…., nou nou, wat is dat dan jammer! Als je soms mensen ziet met het syndroom van Down, dan kan ik daar soms veel van leren, dat is prachtig. Die praten ook niet slecht over zichzelf, maar ze doen wat ze kunnen en wat ze graag willen en waar ze heel goed in zijn. Maar het is goed om degene die ons al die begaafdheden heeft willen afnemen, het zwijgen op te leggen. Want hij wil niet dit, en hij wil niet dát. En hij is van plan om dát beroerd te maken, en dan kan hij hopen dat hij eindelijk z’n mond houdt... Ik heb laatst eens tegen iemand gezegd: ‘je gelooft toch niet echt, dat de boze zegt: ‘ach, ik heb iemand al zó lang gepest, nou doe ik het vandaag even niet’. We gaan niet uit van een verwachting dat de boze z’n muil houdt. Maar jij hebt wat te zeggen, wat jij wéér-geeft, dát is Leven, dát geeft ruimte en overvloed. Een hoge burcht trok U op tegen Uw tegenstanders, de wraakzuchtige vijand sloeg U terug. (Psalm 8:3) Dus de boze krijgt slagen te verduren als jij je laat liefhebben, als jij je laat beminnen, als jij mee komt met het spreken van God. Dat zijn slagen waar hij niet tegen kan, want een mens die zich geliefd weet, zich waardevol weet, ontdekt wat voor een prachtig wezen hij is, en dat ook ontdekt bij de ander, wat moet de boze daar dan mee? Hij heeft schuld en beschuldiging nodig. Hij zegt misschien wel: ‘ooit een keer maar niet nu, nog niet, nee, misschien later een keer. Er is ook zoveel gebeurd in je leven, dat jij waarschijnlijk ook nooit echt verder komt’. ‘Kom op!’ Ons uitgangspunt is het wezen van God, en Die slaat terug, wij ook trouwens. Ontneem hem de macht van zijn woord, van datgene wat hij zegt, dat gezag heeft Hij jou gegeven. In vers 4 zegt David: Als ik de hemelkoepel zie, door Uw vingers gevormd, als ik maan en sterren zie, door U aangebracht, wat is dan de mens, dat U aan hem denkt. Ja, zo groots, het ene is nog groter dan het andere, en het staat zo ver weg, wat is dan de mens helemaal? En het mensenkind, dat U voor hem zorgt. U hebt van de mens bijna een god gemaakt (zo staat het in deze vertaling). Wat een status hè? Wat een hoogmoed, ach, schei toch uit, heb je het al laten zien…..? Laten we alsjeblieft niet geloven in God zo zeer, maar laten we God geloven, Abraham deed dat ook. Hij geloofde God, en dát werd hem tot gerechtigheid gerekend. Het Godsgeloof, en over wat Hij van mij zegt, dat is altijd dié relatievorm. We hadden het vanmorgen even over zwak en sterk. Ik heb helemaal geen behoefte meer om te zeggen dat ik heel sterk ben. Wij zingen, terecht, de Here Here is mijn kracht. Hij maakt mijn voeten als die der hinden. Het gaat helemaal niet om krachtpatserij, en omdat ik op een bepaalde dag alles precies goed heb gedaan, dan lukt het wel! Maar Hij zorgt, Hij is er. Als je het moeilijk hebt, dan troost Hij. En zoals gisteren, dat ik bijna niet op mijn benen kon staan en Teda me overeind helpt. Maar als het geestelijk zo is, dan draagt Hij me. Hij steunt me. Jezus heeft gezegd dat Hij zonder Vader niks kan doen, nou, dan ben je toch gauw klaar? Hoeveel kan ik? Nou, op eigen kracht: ‘nul’. Daar hoef ik ook verder geen aandacht aan te besteden. Als Hij mijn kracht is, dan is Hij toch degene die zorgt, en die draagt, en die tilt, en die de weg wijst. En samen met mij een weg baant. Want dát is wél het mooie dat God het volle vertrouwen heeft, dat wij samen met de gemeente de heerlijkheid Gods gaan openbaren. Dat is dan m’n roeping, dat is m’n voorland. Dat is waar ik me in verdiepen mag, en me ook heel erg in mag uitleven. Die potentie, die in jouw mens-zijn, in hét mens-zijn, aanwezig is, om dat handen en voeten te geven. Daarom moet je daar niks aan afdoen. Daarom moet je inderdaad ook niet van alles naar de toekomst schuiven, zo van: ‘als ik later in de hemel ben’….. Ik wil medewerker zijn zodat het voor de mensen een hemel op aarde wordt, God bij de mensen en de mensen bij God. Ze horen onlosmakelijk bij elkaar, en dát uitleven! U heeft de mens bijna god gemaakt, omkranst met glorie en pracht. (Ps.8:6) Dat zegt God, hier ter plaatse, tegen ons en wij onderling tegen elkaar: ‘Jij, omkranst met glorie en pracht. Er zijn zoveel rotte dingen over mensen gezegd, die vaak raak waren, laat dit dan voor ons raak zijn: ‘we zijn bestemd om Gods goedheid, heerlijkheid en trouw te openbaren’. Ja, maar de boze…. Nee, niks ja maar de boze! Wat heeft hij steeds gedaan, en dat kunstje heeft hij steeds geflikt, om, als mensen verder willen gaan, hoeveel dreigingen zijn er niet geweest? Hoeveel profeten zijn er niet gedood, zei Jezus. En Jezus ging gewoon door, weet je waarom? Dat hoorde Hij van Vader. Hoe vaak was Jezus eigenlijk bij Vader? Altijd, dag en nacht. Als wij zingen: ‘’k Wil in Uw nabijheid zijn, nooit ver bij U vandaan’. Dan zegt Jezus: ‘blijf dan maar gewoon, dat is een goeie keuze. Laatst zei iemand: Ja, als je zó denkt dan kan het allemaal heel gemakkelijk worden, dat je afstand neemt, om dan ook weg te gaan. Waarom zou ik weggaan van een plek waar zó voor me gezorgd wordt, waar zó van me gehouden wordt, waar ik zó geliefd ben, waar ik uitsluitend goeie woorden hoor. Als ik fout zit, word ik op een prachtige manier gecorrigeerd, niet op een manier al zou het van de wereld zijn of van de duivel, want je had dit gemoeten en je had dat gemoeten, en daar was je kwaad over, en dat je daar niet aan gedacht hebt…. Laat je niet afleiden door dat soort dingen, maar net zoals Jezus heeft gezegd: ‘Vader, Ik wil dat waar Ik ben, dat zij daar ook zijn’. En waar was Hij voortdurend? Voor het aangezicht van Vader. Dát is toch mooi! Hoe moet ik dat doen? Hoe doet Hij dat, kan ik me beter afvragen. Hij heeft er voor gezorgd, dat Hij mij een thuis heeft gegeven. Ik ben in een Hand waar ik nooit meer uit gehaald word. Nooit! Koester dat hoor! Wij geliefde kind van God. Koester het hoe Hij intens van je houdt, en als je bij Hem terecht komt als een verloren zoon, dan gaat Hij het niet hebben over de tekst die jij aanlevert: ‘maak me maar een knechtje’. Daar gaat Hij het niet over hebben. Hij heeft een andere tekst: ‘Doe hem z’n vieze kleren uit en geef hem een schoon gewaad, en geef hem het beste van het beste te eten’. Dat is de tekst van Vader, de tekst van de zoon was dat Hij wel een knechtje wilde worden. Het leuke is dat Hij dat van plan was, maar Hij is nooit aan die tekst toegekomen. Nee, Hij kwam in de armen van Vader, en die had het over andere dingen. Hij had het over Leven. En al die mensen die berooid en misschien heel religieus zijn opgevoed, en de bijbel van voor tot achter en van achter tot voor lezen, en bidden, vooral ’s nachts, en maar je best doen. En dan kom je bij Iemand terecht die zegt: ‘stop maar, houdt er maar mee op. Mens, Ik zie je , Ik houd van je’. Ja maar…., ik heb het er nooit naar gemaakt. ‘Dat zal wel, het is je al lang vergeven, het is al lang weg. Ik geef je de ruimte om niet zomaar de dagen door te komen zonder te veel incidenten, Ik geef je Leven, Ik geef je liefde, Ik geef je m’n hart, Ik geef je Mezelf’. Je kunt vol aanbidding voor me zijn: Oh Jezus, U bent geweldig, ik prijs U, ik prijs U. Maar als je ondertussen jezelf blijft vernederen, dan heeft die grootheid van Jezus je helemaal niks gedaan. Dan leef je ver beneden de maat. Dan vind je Hèm wel groot, en misschien word je daardoor zelf nog wel kleiner. Maar Zijn, naar jou toebuigende grootheid, heeft jou groot gemaakt. Hij buigt Zich over je, zoals over een kind in de wieg, Hij buigt Zich naar je toe, tilt je op en draagt je. Dáár gaat het om! Ik vind dat de mensen dat moeten horen. En als iemand onder het slijk en onder de veroordeling opeens iemand ontmoet, die al die bagger niks interesseert, en die het er helemaal niet over heeft, maar jou ziet als mens, jou als volwaardig mens, wat is dat dan een verrukking, ja toch? Dat je zó mag leven en zó mag denken. 1 Petrus 2:9 zegt: ‘Maar jullie zijn een uitverkoren geslacht, een heilig volk, dat zijn jullie, een volk dat God Zich tot een eigendom maakt. Dát zijn jullie! Opdat je de deugden zou verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht’. Daarvoor ben je bestemd! De kwaliteit van God bekend maken! Al zit er nog van alles, maar de Heer weet daarvan, en Hij staat daarin zó naast je, en dat wordt niet in mindering gebracht op wat je bént, of wat je roeping is. Laat nooit van je afnemen van wat God aan je heeft gezegd. Houdt het hoog, maar dan ook jezelf. Als het dan niet lukt om zo over jezelf te praten, laat dan het getuigenis van Christus op je los. Dat geeft zo’n ruimte, zo’n vrede en zo’n geluk, en zo ook over de ander. Er valt nog een hele wereld te winnen, en dat gaat ook gebeuren. Dat heeft Jezus gezegd. Door Zijn gemeente, door de mensen die Zijn Weg verkondigen. Ik ben zó intens dankbaar om die God te kennen, om die Heer te kennen, en om dat te vertegenwoordigen. Dat is werkelijk buitengewoon!

Jan Fluit d.d. 30-07-2023

Alle preken