De Bazuin
Volle Evangelie Gemeente
Hoogeveen

Download de preek als PDF: Het Hogepriesterlijk gebed (1)

Het Hogepriesterlijk gebed (1)

Wat fijn om zo weer bij elkaar te zijn. Wat een warmte je met elkaar beleeft als je om iemand heen staat, en vanuit het hart van elkaar houdt en samen met de Heer optrekt. Het is zó iets kostbaars wat we daarin ontvangen hebben. Ik geniet daar met volle teugen van. Echt gemeente zijn, waar van een ieder gehouden wordt, waar we heel wezenlijk steunen en versterken. De vorige keer dat ik sprak, heb ik wat teksten gebruikt vanuit het Hogepriesterlijk gebed uit Johannes 17. Daar was ik toen nog lang niet klaar mee, dus we gaan daar nu mee verder, en dan gewoon maar bij het begin beginnen. De naam ‘Hogepriesterlijk gebed’ staat niet in de tekst maar het staat er boven. Eigenlijk een heel bijzondere naam, het Hogepriesterlijk gebed. Maar wat is Hogepriesterlijk? Een hogepriester was een middelaar tussen het volk en God. Hij kwam binnen in het heiligdom, en hij mocht daar offeren, hij mocht het volk vertegenwoordigen naar God toe. En dit hogepriesterlijke gebed staat helemaal in dat teken. En het is zó intiem wat hier gebeurt. Het is zó intiem dat iemand z’n diepste wezen durft te laten zien. Zijn vertrouwelijke omgang met God, wat Jezus z’n gewoonte was, vertelt Hij hier open en eerlijk hoe die relatie is en hoe dat werkt. Daarin stond Zijn bewondering voor de Vader, èn de bewondering van z’n Vader voor Hèm, en Zijn liefde voor mensen; Z’n zorg voor de mensen die Hem gegeven waren. Dat zijn zomaar een paar dingen die langs komen, dat gaat zó diep. Ik zat zo te denken, het gebeurt ook, en ik wil dat ook, dat wij hogepriesterlijk bidden. Dat je bidt vanuit een diepe relatie met Vader, in een diep vertrouwen. Geen opsomming van dingen zoals: ‘Vader, wilt U dit, Vader, wilt U dat’. Sterker nog, Jezus zegt zo hier en daar: ‘Ik wil, Ik wil’. Dan ben je dus niet meer onmondig. Dan ben je niet iemand meer die afhankelijk is van een hogere macht, waar je aan overgeleverd bent. Maar dan vorm je een eenheid met God, met de Vader. Je spreekt dan uit de wensen van ‘jóuw’ hart, èn je spreekt uit de wensen van het Vaderhart, als één geworden. Je zit op hetzelfde niveau, met dezelfde waarde. En het is zó mooi, Jezus hàd wat te willen. Niet zozeer in de zichtbare wereld, want dan werd het verkeerd begrepen. Maar wat Hij wilde, dat was de wil van de Vader doen, en dat komt er helemaal uit, dan was Hij dus helemaal niet afhankelijk van of de wind wel uit de goeie richting waaide, of dat iedereen het met Hem eens was. Hij was zo vrij als een vogel. En in die vrijheid spreekt Hij, gelooft Hij, en zegt Hij dingen. Ik zal een paar dingen aanhalen maar de dag is te kort, misschien is ons leven wel te kort om de diepte daarvan allemaal te doorgronden. Het is zó intens gaaf hoe Jezus over ons dacht, en hoe Hij dat zo leerde om in overeenstemming te zijn met de Vader en dat uit te spreken over mensen, waar Hij maar kon. Waarbij Hij dus ook helemaal ging voor de kant van de discipelen, wat zij voor Hem betekenden. Dat vind ik heel erg mooi. Er staan hier verschillende dingen over, maar nooit in de trant van: ‘nou, ik heb het wel geprobeerd, maar ze snappen er ook geen biet van’. Maar dat wàs vaak wèl zo! Ze snapten niet echt waar Jezus het over had. En toch heeft Hij het volste vertrouwen dat er iets in gang gezet is wat helemaal voltooid gaat worden. Als Jezus spreekt en Hij bidt, dan slaat Hij z’n ogen ten hemel. Dan kan je zeggen: hij keek omhoog, maar wat Hij deed, dat was het Zich richten op het hemelse. Dat is ook het geheim van ons priesterlijk, Hogepriesterlijk gebed, dat wij onze ogen richten op de hemel. Want mijn gebed verliest een hoop kwaliteit als ik mijn ogen richt op de aarde. Dan is mijn uitgangspunt de aarde, die situatie, dat wat ik meemaak, of wat de ander meemaakt, of wat er tegen me gezegd is, of juist nièt tegen me gezegd is, en daar ontstaat dan een gebed uit. Je mag best je nood vertellen, maar het heeft zoveel meerwaarde als je spreken met God begint in de hemel, als het zijn oorsprong heeft in de hemel, want dàn heb je wat te zeggen. Dan laat je je niet om de tuin leiden. Dan zegt Jezus: ‘Vader, het uur is gekomen…’, welk uur? Het ging richting de kruisiging, dat Jezus dat enorme offer ging brengen, en ook wílde brengen. Hij zegt dus: ‘Het uur is gekomen’. En wat zeg je dan als het gaat over zúlk lijden en zúlk sterven, ‘Ik hoop dat Ik staande blijf, en dat U me er doorheen helpt, en wilt U er alstublieft zijn….?’ Nee! Het is Zijn verlangen, en dat heeft Jezus op meerdere plekken gezegd: ‘Het uur is gekomen, verheerlijk Uw Zoon’. Hij begint bij Zichzelf: Verheerlijk Uw Zoon, opdat Uw Zoon U verheerlijke’. Want daàr is een zoon voor bedoeld, Zijn Vader verheerlijken, tot eer van je Zender. Dus waar Hij doorheen zal gaan was Zijn eigen keuze, Zijn verlangen, dat Hij daarmee Zijn Vader verheerlijken zou. En de Vader de Zoon! In dat gebed kom je dat steeds weer tegen: Gelijkvormigheid! De Zoon verheerlijkt de Vader en de Vader verheerlijkt de Zoon. Wat is dat mooi als je zó in dingen staat, dat je er dwars doorheen de eer zoekt van je Zender, de eer zoekt van Vader. Daar waren we vanmorgen getuige van, Tineke deed dat, verdriet, narigheid, maar hoe kun je dan zeggen: ‘Ik ben de gelukkigste vrouw van de wereld’, als je in zo’n situatie zit. Dat hangt samen met haar relatie, dat komt voort vanuit iets wat veel dieper gaat dan wat je meemaakt. Dat is toch prachtig! Ik vind dat zo mooi, want wat eer je God dan! Wat eer je Vader als je zó met Hem verbonden bent. Dat je kan zeggen temidden van de grootste storm: ‘U bent het helemaal, wat maakt U mij gelukkig met wat U zegt’. Dat verheerlijken zit zo dicht bij het hart van een mens. Verheerlijken is niet dat ik twintig keer achter elkaar zing: ‘ik eer U’, dan kun je je nog afvragen: ‘doe je het ook?’ Je hebt het wel uitgesproken, maar doe je het ook door je manier van leven, en geloven, en beleven, spreken? Dat geeft zo’n ruimte. Jezus zegt hier in vers 2: ‘opdat Uw Zoon U verheerlijke zoals U Hem macht gegeven heeft over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt. Eeuwig leven! Er staat iets verder in vers 3: Wat is eeuwig leven? God kennen! Kennen! Dat is Leven, je kunt ook zeggen: ‘eeuwigheidsleven’, dat geeft de kwaliteit weer van Leven! Jezus zegt: ‘Daar heb Ik volmacht over’. Dàt zegt Hij hier. Dat Hij macht gekregen heeft over alle vlees, ook over alles wat tégen is. Zijn uitgangspunt is dat Hij het vermogen van Zijn Vader gekregen heeft dat Hij niet een situatie ingaat waarin Hij de slaaf wordt van de boze, maar de boze een slaaf van Hèm! Ik vind dat, ook voor mijzelf, een heel belangrijk iets, want er is iemand die mij tot slavernij wil brengen, met angst voor de dood, tot slavernij gedoemd. Na de geboorte van Jezus is er profetisch gezegd dat Hij allen zou bevrijden. Dus hoe zit die verhouding? Ik weet dat we een vijand hebben, absoluut! Ik wil niet tot in de finesses weten wat hij allemaal van plan is, daar wil ik me niet in verdiepen, in die duisternis, en wat er allemaal zou kunnen gebeuren. Maar al in het begin van de bijbel, op het moment dat het hartstikke mis is, omdat de mensen naar de verkeerde geluisterd hebben, dan zegt God: ‘Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw’. Je kan dus bedenken dat jij een vijand gekregen hebt, maar dààr zegt God al: ‘duivel, jij krijgt een vijand’, dat is de vrouw. Jij krijgt iemand tegenover je wat je niet redden kan, maar dat hele denken van jou gaat vermorzeld worden door het zaad van de vrouw. Dat hele giftige denken gaat er aan!! Dat hele manipulatieve denken van jou waarin je koerst en zeurt en zanikt, waarmee je de mensen maar bezig houdt, dat gaat er aan. Zéker door Mij, én door het zaad van de vrouw. Door datgene wat God verwekt, Hij, samen met Zijn gemeente. Dat heb ik al veel vaker gezegd, maar ik ben zo blij dat wij niet een gemeente zijn wat alleen maar gelooft in God, maar dat we een gemeente zijn waar Gód in gelooft. Dat Hij datgene gelooft wat Hij investeert in ons. Het is zo mooi om mee te komen met wat Jezus gelooft, en dàt als uitgangspunt te hebben. Het is toch prachtig om eeuwig leven te hebben wat de kwaliteit heeft van God geloven! Niet zozeer ín God geloven, zo van: ‘er zal wel een hoger iets zijn’…., maar Iemand geloven op Zijn woord. Het is zó betrouwbaar wat Hij zegt over jou. Ja, er is een tegenstrever. Als je tegen een willekeurig mens zegt: ‘je deugt, je doet er toe’. Dan krijgt je als antwoord: ‘Nou, het loopt allemaal niet zo’n vaart, het gaat allemaal niet zo best, het lukt me allemaal niet zo’. Maar het gaat om het spreken van God. En Jezus heeft daarin geloofd, en ook niet omdat Hij zo’n beweging op gang heeft gekregen die z’n weerga niet kende, en waar iedereen helemaal lyrisch van werd. Dat is er wel geweest, maar dat was flinterdun, ja toch, die lof over een God, ‘hosanna, hosanna…’. Heb je eindelijk de beweging die je had willen hebben, dachten omstanders: ‘Dit is Hem! Dan komt Hij straks Jeruzalem binnen, en zit Hij binnenkort op de troon. Dan krijgen we een nieuwe regering, dat is toch fantastisch! Dan is het klaar! Dat is ook het trieste dat mensen daar vaak zo in mee bewegen: ‘Ach, die regering, het is allemaal niet wat je noemt, wat een stelletje…’ Wat schiet je er mee op. Verwachten we een natuurlijke regering, dat je kunt zeggen, ‘nou hebben we het voor elkaar, het is nu helemaal klaar, het kan niet meer mis gaan’. Hoeveel regeringen zijn er niet geweest die met tromgeroffel binnen zijn gehaald, en een paar jaar later met donder en bliksem weer de laan zijn uitgestuurd. Daar moeten we het toch niet van hebben? Maar het was ‘halleluja en hosanna’, en een dag later: ‘kruisigt Hem!’ Dus dat ‘blij zijn met’ was zo flinterdun. Wij hebben geen flinterdunne blijdschap nodig, zo van: de koers van vandaag is prima, dus wij zien het wel zitten’. Maar het gaat om dat diepe leven met het geloof van God, en Jezus had dàt geloof! Maar die beweging van Jezus bestond eigenlijk uit een club van een stelletje vissers, dat waren Z’n volgelingen, die met Hem optrokken. Het waren dus twaalf discipelen, met zo’n prachtig evangelie, een optimist zei dat er staat dat het er 70 waren, fijn, dus dan waren het er samen 82, met zó’n evangelie! Iemand zei een keer tegen mij dat het eigenlijk niet te geloven is dat zo’n mooi evangelie zo weinig opvolging krijgt. Het is vaak wél zo. En moeten we daar dan onze hoop op vestigen? Of doen we net als Jezus, die z’n geloof had binnen het voorhangsel, in de hemel, bij z’n Vader? Het geloof, waar Hij in geloofde, waar Jezus op uit was, dat deed Hij zélf. Hij zegt: ‘Ik heb U verheerlijkt op aarde, Ik heb het werk volbracht dat U Mij gegeven hebt om te doen’. Dat zat dan niet in het zichtbare, in dat cluppie, die paar volgelingen. Ik heb het werk volbracht dat U Mij te doen gegeven hebt. Wat voor werk was dat dan? Met Zijn hele hart laten zien hoe Hij gaf om mensen. Hoe Hij er was voor het verlorene, het stuk geslagene, het onbegrepene, datgene wat een verkeerd gedrag gaf. Het trieste is, ook in het christendom, dat die fout vaak gemaakt is: ‘buitenkant, buitenkant, buitenkant’. Je moest voldoen aan dit en voldoen aan dat…. Ik las laatst een verhaal, dat ging over de ramp die in Zeeland geweest was. Ze vertelde dat er iemand hulp nodig had, en er werd hulp geboden, maar er was één vrouw die zo verdrietig was, omdat ze geen hulp kreeg want ze was Hervormd en ze behoorde niet tot de Gereformeerde gemeente. Daar staat m’n verstand bij stil, dan denk ik: ‘dat kán toch helemaal niet?’ Er zijn mensen die te lijden hebben, die zorg en hulp nodig hebben, en dan hoor je niet bij de juiste club, dat is toch verschrikkelijk!! Stel je voor dat wij zouden zeggen: ‘Nou, je behoort niet bij het volle evangelie’ dus… Of noem maar iets van een andere richting, wat helemaal niet kan, nou, die gaan we helpen hoor. Jezus was er voor het verlorene, voor het verschopte, voor het niet begrepene. Hij wás er!! Met een hart vol liefde, met armen om de mensen heen. En dat werd Hem kwalijk genomen, want dat mag niet. Je zou toch, denkt de boze, iemand uit het slijk halen, en dát mag niet! Nee hoor, als ze zich maar aan de regels houden, hoe het dan verder met iemand gaat, doet er niet toe, als ze zich maar aan onze regels houden. Verschrikkelijk!! Het is toch vreselijk als je op zo’n manier leven moet, en zó mensen tekort doet omdat ze niet aan je christelijke normpjes voldoen. Dat wordt dan christelijk genoemd, maar ‘christelijk’ is van de Christus, van de Geest, vanuit wat de Geest investeert in mensen. Wat is het prachtig dat Jezus het van Zichzelf zegt: ‘Vader, Ik heb U verheerlijkt, en nu (5) verheerlijk Gij Mij Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld was’. Wat God in beginsel bedacht had wat een mens zou zijn, Hij zei: ‘dát wil Ik, dat dát in Mijn leven openbaart, dat dát gezien wordt’. Jezus kon ook helemaal niet uitgaan van de bestaande normen. Als Hij dat gedaan had, was Hij toch gebleven zoals Hij was. Dan was hij misschien een superfarizeeër geworden. Zo iemand als Paulus, die op een gegeven moment zegt: ‘Er was niemand die zó volgens de wet leefde zoals ik dat deed. Ik hield me keurig aan alle regels, alle wetten die gesteld waren, ik wist het precies van A tot Z, als je me ’s nachts wakker maakte, kon ik je het zó vertellen, ik hield me er keurig aan. Maar het was geen leven. Hij heeft toen een besluit genomen en zegt letterlijk: ‘Ik heb dat bij het vuilnis gezet, dáár zat geen leven in. Maar Leven (met een hoofdletter), wat is dát mooi! ‘Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt. Ze waren van U, en U hebt hen Mij gegeven, en ze hebben Uw Woord in acht genomen’. Wat is eigenlijk: ‘Ik heb Uw Naam geopenbaard?’. Moet je dan vertellen aan de mensen dat je eigenlijk Jahweh hoort te zeggen, of Jehova? Die kenden ze wel. Maar Uw Naam geopenbaard wil zeggen: ‘Dat Hij het wezen Gods altijd heeft laten zien. Bij tegenslag, of bij voorspoed, heeft Hij het wezen van Zijn Vader altijd laten zien. Hij zegt: ‘U heeft hen aan Mij gegeven’. Dat is toch mooi! En dat te bedenken dat wij aan Jezus gegeven zijn. Dat er Iemand is die voor je pleit. Als je gaat bidden, om God dingen te vertellen die je graag zou willen, prima! Maar bedenk je wel eens dat er in de hemel voor jou gepleit wordt op het moment dat jij besluit te gaan bidden? Dat er al Iemand keihard voor jou aan het bidden is? En jou aan het zegenen is? En er voor je is! En nu heb jij dingen niet onder woorden gebracht, maar bedenk dat Hij je zó kent en zó voor je zorgt! Dat is buitengewoon prachtig! ‘Zij, (de discipelen) hebben erkend, (wij ook), dat alles wat U Mij gegeven hebt, bij U vandaan komt, want de woorden die U Mij gegeven hebt, heb ik hún gegeven, en ze hebben ze aangenomen, en ze hebben daadwerkelijk erkend dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd dat U Mij gezonden hebt’. De woorden die God aan Jezus gegeven heeft, heeft Hij zonder enige terughoudendheid onverkort aan hen gegeven. Het spreken Gods is over hen geopenbaard. Het woord van God, rechtsgeldig voor Jezus, en die woorden heeft Jezus gegeven aan Zijn volgelingen. Zij hebben ze aangenomen wat hun leven totaal heeft veranderd. Het zijn nog steeds discipelen die er niet alles van begrijpen. Maar toch, het principe van ‘hebben aangenomen’ is daar, om daarin te ontwikkelen. Ze hebben daadwerkelijk erkend dat Ik van U uitgegaan ben. Ja, zegt Petrus, U bent de Christus, de Zoon van de levende God. U bent het die wij verwachtten, maar wat wij op deze manier niet hebben zien aankomen. Er staat hier: ‘Ik bid voor hen, niet voor de wereld, maar voor hén die U Mij gegeven hebt, want ze zijn van U’. Je mag van alles vertellen, maar bidden is een intieme relatie met Jezus. Wat is het gaaf om dat te zien en daar van uit te gaan. Ik zat net te denken aan dat bijzondere verhaal in Ezech. 37 over het dal van de dorre doodsbeenderen. Zo nu en dan komt me dat weer even te binnen. En hoe God dat doet, hoe Hij je meeneemt in Zijn manier van denken. Het lijkt haast tegenstrijdig, want wat doet Hij? Daar is een dal met allemaal doods-beenderen, en dat laat hij van alle kanten bekijken door Ezechiël, en dan vraagt hij: ‘wat is je conclusie?’ Nou, zegt hij, dat is zeer dor!’ Buitengewoon dor en levensloos. Het is haast luguber. En dan komt de vraag van God aan Ezechiël: ‘Nu je het aan alle kanten bekeken hebt, en gezien hebt dat het echt niet leeft, het is helemaal niks, kan dat nog gaan leven?’ Kunnen die beenderen, zo dor als ze zijn, nog gaan leven? Dan zegt Ezechiël: ‘God mag het weten’. Hij zegt niet: ‘dat kan niet’, want God stelt die vraag, maar in je hart weet je eigenlijk wel dat het kansloos is. Kunnen dat dingen in je leven zijn waar je voor staat? Kansloos, dat kan niet! Dan zegt God: ‘weet je wat het is? Ik ga spreken tot die beenderen en dan zal je eens zien wat er gebeurt…. Maar dát zegt Hij niet, Hij zegt: ‘spreek jij tot die gedoden. Spreek jij tot die dorre beenderen. Spreken tot dorre beenderen? Dat helpt niet! Maar ga jij met een profetisch woord spreken. Hij zegt precies wàt hij spreken moet, en vervolgens doèt Ezechiël dat dan. En al die dorre beenderen voegen zich bij elkaar zoals dat bij elkaar hoort. Er komt beweging in, waardoor? Door profetisch spreken, door woorden Gods te spreken. Dat is precies wat Jezus deed. De Vader had Hem gezonden, en wat sprak Hij? Wat Vader sprak! En wat zag Hij? Ook dorre doodsbeenderen. Ook levensloosheid. Een kansloze missie, gaat niet lukken, zo sterk zijn we niet…. Maar zo sterk is God wèl, en wat deze wereld nodig heeft dat is, dat we niet concluderend spreken. Maar wát spreek je? Spreek je waarheid of werkelijkheid. Je ziet dat er dingen zijn die niet leven, dat het geen kans heeft, en dat het helemaal fout is, en iedereen is het daar ook over eens, dat krijgt dan ook vaak heel veel bevestiging. En God ziet dat het wèl kan, maar het mooie vind ik dat Hij zegt: ‘Spreek jij’. Spreek jij tot dat wat dor is. Want wil deze wereld beter worden, dan zijn ze diep afhankelijk van de waarheid van Vader. En Hij heeft vastbesloten dat die waarheid gesproken wordt door Zijn zaad, door Zijn vrouw, door de gemeente! Dat zij de waarheid spreken, die zich niet vasthoudt aan wat hij ziet, maar aan wat hij gelooft. Dat vind ik zo supermooi en boeiend. Dat je anders leert spreken. Dat je zegt: ‘eigenlijk boeit het me helemaal niet wat er allemaal gezegd wordt over wat nièt kan. Wat mij boeit dat is: wat God gelooft wat wèl kan. Ezechiël kon dat eigenlijk niet geloven, daarom zegt hij ook: ‘U weet het’. Dat mag je gerust zeggen, maar daardoor breng je God niet van Z’n plan af dat Hij het samen doet met Zijn gemeente. Al die terneer geslagenen, al die mensen die zo leven in het zichtbare, en zo morsdood gemaakt zijn door ontkenning, door mishandeling, door onderdrukking. Dat wij woorden Gods gaan spreken van hoop en vernieuwing, en weer tot leven komen. Op een gegeven moment staan er allemaal standbeelden, want die beenderen zijn bij elkaar gevoegd en er is huid overheen gekomen. Maar er was nog geen geest in hen. Nou, spreek dàt maar over hen uit! Dat de geest in die gedoden komt, en dat wordt één groot leger. Als we het spreken van Jezus hebben dan betekent dat, dat niet de vijand de regisseur wordt van ons bestaan, dat we aan de hand dààrvan steeds dingen doen, en aan de hand daarvan bidden en belijden. Maar de belijdenis over wie Vader is, en laat dat nóóit in de steek. Ook het getuigenis wat Jezus zegt over jou: ‘Al wat van Mij is, is van U, en wat van U is, is van Mij, en Ik ben in Hem verheerlijkt. Hij had het over de verheerlijking die de Vader Hem gaf, maar Hij zegt hier: ‘Ik ben in Hem verheerlijkt. Hij maakt het allemaal tot één Wat Hij is, heeft Hij van Vader ontvangen, wat Hij van Vader ontvangen heeft, dat heeft Hij aan jou gegeven. Daar zit niet een soort tweedeling in, ook niet van ‘later, later, later’. Dat is toch ook heel vaak gebeurd met het evangelie: ‘Oh, wat zal het later heerlijk zijn’. Afgelopen jaar heb ik verschillende keren gehoord dat mensen tegen mij zeiden, dat het wel een aflopende zaak zou zijn. Nou ja, het is ook heerlijk als je naar Vader gaat. Ja! Maar het is nu al heerlijk! Maar iemand heeft ooit eens gezegd: ‘Als ik niet naar God ga, dan is God wel bij mij, dus het is altijd goed! We zijn bij elkaar, we geven om elkaar! Iemand anders zei een keer: ‘Nou, misschien wil God jou wel graag bij Zich hebben. Het is prima hoor als mensen dit soort dingen zeggen, dat ergert me helemaal niet, het is ook goed bedoeld. Maar ik ga niet ontkennen dat God bij me is. Wij delen het leven samen. Er staat ergens een mooie tekst: ‘Nú is het de tijd van het welbehagen, en nú is het de dag van het heil. Ik gun die zwarte gewoon niet dat dat Leven uitgesteld wordt, en dat, als alles maar mee zit, ik daar misschien wel van genieten kan van de heerlijkheid Gods. Het is voor ieder mens zó bestemd om hier en nu te genieten van Gods aanwezigheid. Dat zit zo diep in het hart van Vader, en dát delen met mensen, om dat voorrecht dat wij hebben, uit te delen. Vers 13: Ik kom naar U toe en spreek dit in de wereld, opdat zij ten volle mijn blijdschap in zichzelf hebben. En Jezus doet geen gebeden waarvan Hij zegt: ‘Nou ja, je weet maar nooit hoe het uitpakt’. Opdat zij ten volle mijn blijdschap in zichzelf hebben. Het mooie is, terwijl er van alles aan de hand is, dat je die blijdschap ten volle in jezelf hebt. Och, wat is dát heerlijk om daar mensen mee te bemoedigen met dat Leven wat echt is en puur! En wat ook niet aan banden gelegd wordt door duizend en één regeltjes, als je je daaraan houdt, dan is God misschien wel bereid om van je te houden. Dat is zo’n misselijke leugen. Er zijn zoveel mensen zó op afstand gezet omdat ze niet voldeden aan de regeltjes die verzonnen waren. En dat zogenaamd in naam van God. En wat is er al in de naam van Hem niet gezegd…. Wat is het dan mooi om Jezus te kennen die zulke mooie dingen over ons zegt, over de schepping zegt, en over Zichzelf zegt, en Zich daar volkomen één maakt met jouzelf. Doe mee in dat getuigenis. Je hoeft niet opschepperig over jezelf te doen, alsjeblieft niet. Ik vind het heel mooi dat Duurt een keer zei: ‘Door de Heer ben ik m’n ego kwijt geraakt’. Dát is een bevrijding?! Dat ik het niet met spierballen en eigen kracht moet doen, nog beter, dat ik gewoon vrij daarvan mag zijn. De vrijheid van denken heeft je vrij gekocht. Dan mag je puur authentiek zijn zoals je bent. Laatst zei iemand tegen mij, met wie ik tegenwoordig regelmatig een gesprek heb, ‘Ik vind het zó bijzonder, (als ik weer bij hem kom en wat dingen heb), dat je elke keer met mooie dingen aankomt, en dat je me niet laat vallen’. Ik zei: ‘Ik ben blij dat je het mooi vindt’. Het zou toch absurd zijn dat je wel van iemand wilt houden, maar dan moet hij niet zeuren, geen rare malle dingen zeggen, en zeker, als je één keer goeie dingen hebt gezegd, dan moet hij het de volgende keer wel weten!…. Dat is toch vreselijk! Het ten diepste geven om…, en je verbinden met iemand…. Och mensen, wat een geluk dat we dit kennen. Dat diepe verlangen van Hem, dát is het Leven hè? Als ik ben waar Hij is, dan hoor je het uit de eerste hand, waar God zegt: ‘Ik wil samen met jou optrekken!’ Dat dát het diepste verlangen is. Hij zegt niet: ‘nou, Ik hoop dat je deze periode doorkomt’…. Maar wij horen bij elkaar, en dat gaan we met elkaar voortzetten. Ik ben eigenlijk ook zo benieuwd hoe zich dat verder ontplooit. En hoe dat werk van God handen en voeten krijgt. Nou, we werken er samen aan, we zijn er levende getuigen van!!

Jan Fluit d.d. 12-02-2023

Alle preken